BS 5.4 Voortplanten 2BK





Nectar 5.4 voortplanting bij planten    
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





Nectar 5.4 voortplanting bij planten    

Slide 1 - Slide

DEZE LES
  • herhalen en huiswerk 5.3: 
  1. fotosynthese
  2. glucose en wat ervan wordt gemaakt
  • voortplanting van planten: 5.4


Slide 2 - Slide

welke voedingsstoffen zitten er in een pinda?
A
glucose
B
zetmeel
C
vet

Slide 3 - Quiz

welke voedingsstof zit er in een aardappel?
A
glucose
B
zetmeel
C
vet

Slide 4 - Quiz

Welke stoffen heeft een plant nodig om eiwitten voor groei te maken?

Slide 5 - Open question

Voortplanting plant
Op zoek naar de eicel en 'zaadcellen' van de plant

Slide 6 - Slide

Welke onderdelen?
Waarvoor?

Slide 7 - Slide

Welke delen heeft een bloem?
Bloemen zijn de voorplanting van een plant.

1. Bloembodem: hierop zitten de andere delen van de bloem vast
2. Kelkbladeren: beschermen de bloem als ze nog in de knop zitten 
3. Nectarkliertjes: zitten onderin de bloem en maken zoete vloeistof 
4. Kroonbladeren: gekleurde bloemblaadjes
5. Stamper: zit middenin de bloem (voortplanting)
6. Meeldraden: rondom de stamper

Slide 8 - Slide

windbloemen

Slide 9 - Slide

Bestuiving insectenbloem

Slide 10 - Slide

Bloem
  • Een stuifmeelkorrel landt op de stempel van de stamper.
    We noemen dat bestuiving
  • Vervolgens groeit er een stuifmeelbuisje door de stijl, waardoor de kern van de stuifmeelkorrel naar beneden gaat.
  •  De kern van de stuifmeel-korrel komt bij een eicel in een van de zaadbeginsels in het vruchtbeginsel en versmelt met de kern van de eicel. 
    De bevruchting

  • klik hier voor animatie
  • en hier voor uitleg bioplek

Slide 11 - Slide

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 12 - Slide

Maakwerk

WB 87 t/m 96 (BK)

TL: BS 6.4

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Afsluiting

Slide 14 - Slide

Bloemetjes en bijtjes

Wat geldt voor windbloemen?
A
1. kleverig stuifmeel 2. onopvallende bloemen 3. produceren nectar
B
1. veel, heel fijn stuifmeel 2. onopvallende bloemen 3. produceren geen nectar
C
1. veel, heel fijn stuifmeel 2. opvallende bloemen 3. produceren nectar
D
1. kleverigstuifmeel 2. opvallende bloemen 3. produceren geen nectar

Slide 15 - Quiz

Bloemetjes en bijtjes

Wat is de juiste volgorde?
A
groei stuifmeelbuis, bestuiving, bevruchting, zaadvorming
B
zaadvorming, groei stuifmeelbuis, bestuiving, bevruchting
C
zaadvorming, groei stuifmeelbuis, bevruchting, bestuiving
D
bestuiving, groei stuifmeelbuis, bevruchting, zaadvorming

Slide 16 - Quiz

Van bloem tot vrucht

1. Een doperwt is een voorbeeld van een zaad
2. Een sperzieboon is een voorbeeld van een vrucht
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar

Slide 17 - Quiz