Klas 1 - Chapitre 2 - D

Klas 1 - Chapitre 2 - D
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Klas 1 - Chapitre 2 - D

Slide 1 - Slide

avoir ?

Slide 2 - Slide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 3 - Drag question

Werkwoorden op -er
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er


Slide 4 - Slide

Even herhalen...
Wat is de Franse vertaling van de volgende personen?
Ik
Jij
Hij 
Zij
Men / wij
Wij 
Jullie / u
Zij (👨🏽👨🏽)
Zij (👩🏼👩🏼)

Slide 5 - Slide

Werkwoorden
 op -er

De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er


Slide 6 - Slide

Exemples

Slide 7 - Slide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1. Haal er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.


Slide 8 - Slide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1. Haal er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.

Stap 2. Achter de stam komt een uitgang.

Slide 9 - Slide

Werkwoorden op -er gebruiken
Uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent

Slide 10 - Slide

Werkwoorden op -er gebruiken
Uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent
Voorbeeld: donner (geven)

je donne
tu donnes
il / elle / on donne
nous donnons
vous donnez
ils / elles donnent

Slide 11 - Slide

Les verbes ..... er
Je               + stam
e
Tu               + stam
es
Il/elle/on    + stam
e
Nous          + stam
ons
Vous          + stam
ez
Ils/elles       + stam
ent

Slide 12 - Slide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 13 - Slide

werkwoorden op - er
Je ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 14 - Quiz

werkwoorden op - er
Elles ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 15 - Quiz

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Nous (regarder) _____ la télé.

Slide 16 - Open question

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Vous (manger) _____ beaucoup?

Slide 17 - Open question

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Yasmine et Julie (jouer) _____ au foot.

Slide 18 - Open question

Herhaling 
werkwoorden op -er

Slide 19 - Slide

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 20 - Slide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 21 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 22 - Slide

Vervoeg het werkwoord
Tu (habiter)
A
habite
B
habites
C
habitons
D
habitent

Slide 23 - Quiz

Vervoeg het werkwoord
Vous (préférer) le chocolat
A
préfère
B
préfères
C
préférons
D
préférez

Slide 24 - Quiz

Nous (adorer) les glaces.

Slide 25 - Open question

Elles (aankomen) à 21h.

Slide 26 - Open question