6 februari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. Maak Hulpboek blz. 109, Erga 18 en 19.
  • Start H. 9. 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. Maak Hulpboek blz. 109, Erga 18 en 19.
  • Start H. 9. 

Slide 1 - Slide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Slide

Argonautentocht


Taalboek blz. 46.
Hulpboek blz. 38.

Slide 5 - Slide

Opdracht 28
  • a Het verband is dat de vrouwen Aphrodite, de godin van de liefde en schoonheid verwaarlozen en vervolgens gestraft worden met het verlies van hun schoonheid en de liefde van hun mannen.
  • b Phineus vertelde door aan iedereen wat hij in de toekomst had gezien en werd vervolgens gestraft met blindheid; het verband bij de tweede straf, de Harpijen die zijn voedsel roofden en bevuilden, is niet duidelijk.
  • c Bij de vrouwen van Lemnos is er geen sprake van hybris maar eerder van een dom vergeten, er is geen opzet in het spel; Phineus praatte wel bewust zijn mond voorbij en dat zou wel een vorm van hybris kunnen zijn.

Slide 6 - Slide

Opdracht 29
  • a De mens die offert (= ik) , die iets (waardevols) geeft aan de goden, verwacht er iets voor terug van de goden (= jij). Andersom kan ook: wanneer de oogst bijvoorbeeld goed is en de mens (= ik) gaat er vanuit dat de goden daarvoor hebben gezorgd, dan brengt hij een dankoffer aan de goden (= jij).
  • b Phineus wil de Argonauten helpen als zij hem bevrijden van de Harpijen; de Argonauten willen Phineus helpen als hij hen helpt te vertellen hoe zij veilig verder kunnen varen om hun doel te bereiken.

Slide 7 - Slide

Opdracht 30
  • r.1 τῇ χώρᾳ
  • in het gebied  
  • ev v
  • aanvulling bij vz
  • r.7/8 τῷ γέροντι
  • voor de oude man
  • ev m
  • meew vw

Slide 8 - Slide

Opdracht 30
  • r.11 φόβῳ
  • door/uit angst
  • ev m
  • bw bep
  • r.3 τῶν κινδύνων
  • van de gevaren
  • mv m
  • aanvulling bij vz

Slide 9 - Slide

Opdracht 30
  • r.3 τοῦ στόλου
  • van de tocht
  • ev m
  • bv bep
  • r.6 τῶν θεῶν
  • van de goden
  • mv m
  • bv bep

Slide 10 - Slide

Opdracht 30
  • r.11 τῆς χώρας
  • van het gebied
  • ev v
  • bw bep
  • r.12 τῶν θεῶν
  • van de goden
  • mv m
  • bv bep

Slide 11 - Slide

Opdracht 31
  • r.3 αὐτὸν
  • ev m
  • lv
  • Phineus
  • r.4 αὐτοῖς
  • mv m
  • aanvulling ww
  • Argonauten

Slide 12 - Slide

Opdracht 31
  • r.6 αὐτὸν
  • ev m
  • lv
  • Phineus
  • r.7 αὐτοῦ
  • ev m
  • bv bep
  • Phineus

Slide 13 - Slide

Opdracht 31
  • r.10 αὐτάς
  • mv v
  • lv
  • Harpijen

Slide 14 - Slide

Opdracht 32
  • A juist, hij was koning in die streek voordat hij blind werd; 
  • B onjuist, hij wil eerst dat zij hem bevrijden van de Harpijen; 
  • C Juist, in die zin dat hij wijs is omdat hij de in de toekomst kan zien. / Onjuist omdat hij dom gehandeld heeft als koning; 
  • D onjuist, Phineus is gestraft voordat hij Iason ontmoette;
  • E onjuist, in de Griekse tekst staat dat de Boreaden hen verjoegen voordat ze de maaltijd konden stelen; 
  • F juist, in de Griekse tekst staat dat de Harpijen nooit meer terugkwamen

Slide 15 - Slide

Opdracht 33
  • a Bijvoorbeeld: De botsende rotsen aan weerskanten van de doorgang klappen op elkaar wanneer er een schip langsgaat. 
  • b πρῶτον μὲν ( een duif sturen) ἔπειτα δ᾽ (daarna hard roeien) 
  • c Bijvoorbeeld: Phineus zegt dat de Argonauten eerst de duif tussen de rotsen door moeten laten vliegen; de rotsen zullen dichtklappen en daarna weer open gaan. Op dat moment moeten ze zo hard mogelijk roeien om tussen de rotsen door te komen voordat deze zich weer zullen sluiten.

Slide 16 - Slide

Opdracht 34
  • 1. een duif
  • 2. overeenkomstig
  • 3. woorden
  • 4. de oude man
  • 5. klappen tegen elkaar
  • 6. de rotsen
  • 7. van de staart
  • 8. meteen

Slide 17 - Slide

Opdracht 34
  • 9. de helden
  • 10. opnieuw
  • 11. ze vernietigen
  • 12. van de achtersteven
  • 13. de weg
  • 14. naar
  • 15. voor het schip
  • 16. voor de helden

Slide 18 - Slide

Opdracht 34
r.20 De Argonauten sturen eerst [ 1 een duif ] door  de Symplegaden heen [ 2 overeenkomstig ] de [ 3 woorden ] van [ 4 de oude man].
De Symplegaden [5 klappen tegen elkaar], maar de duif is sneller:
[6 de rotsen] vernietigen alleen maar een stukje [7 van de staart].
[8 meteen] roeien [9 de helden] zo snel mogelijk. [10 opnieuw] klappen
de rotsen tegen elkaar, maar [11 ze vernietigen] alleen een
stukje [12 van de achtersteven]: want de Argo is sneller. Zo is vanaf
nu [13 de weg] [14 naar] Kolchis vrij [15 voor het schip] en [16 voor de helden].

Slide 19 - Slide

Opdracht 35
  • De Argo is het eiland Lemnos al voorbij, de Symplegaden zijn waarschijnlijk links en rechts waar op de kaart Bosporus staat aangegeven.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Hulpboek blz. 108
Ergon 18 en 19.


Slide 22 - Slide

Ergon 18
  • 1 τιμήν acc ev 1
  • 2 λιμήν nom ev 3
  • 3 ὀνόματα nom mv 3 acc mv
  • 4 πέτρα nom ev 1
  • 5 ἄνδρα acc ev 3
  • 6 κινδύνους acc mv 2
  • 7 δόλος nom ev 2
  • 8 γυναικός gen acc 3

Slide 23 - Slide

Ergon 18
  • 9 Ἑλλάδι dat ev 3
  • 10 δένδροις dat mv 2
  • 11 θρόνον acc ev 2
  • 12 δόρασιν dat mv 3
  • 13 ἐσθῆτες nom mv 3
  • 14 ἀρετή nom ev 1
  • 15 ἡρώων gen mv 3
  • 16 χώρας gen ev 1 acc mv

Slide 24 - Slide

Ergon 18
  • 17 θυγατέρας acc mv 3
  • 18 σοφίᾳ dat ev 1

Slide 25 - Slide

Ergon 19
  • 1 van verbuigingsgroep 1: σοφία τιμῆς
  • van verbuigingsgroep 2: ὅπλα φίλοις κίνδυνος
  • van verbuigingsgroep 3: λιμήν ἥρως ὀνόματα
  • in de nominativus: ἥλιος ἐσθής  ἡγεμών
  • 5 in de genitivus: φωτός θρόνου τέχνης

Slide 26 - Slide

Ergon 19
  • 6 in de dativus: φόβῳ κεφαλαῖς λιμένι ἥρωσιν
  • 7 in de accusativus: ἄνδρα σοφίαν κόρας
  • 8 in het enkelvoud: χώρᾳ δόρυ στόλῳ
  • 9 in het meervoud: δόρατα κίνδυνοι φίλους

Slide 27 - Slide

Argonautentocht


Taalboek blz. 46.
Hulpboek blz. 38.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Aan het werk.
  • We lezen taakboek blz. 45. 
  • Doe hulpboek blz. 36, opdracht 24. 

Slide 30 - Slide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 9.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 145.
  • Lees Hulpboek blz. 46.
  • Maak Hulpboek blz. 38, Opdracht 28 t/m 31.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 31 - Slide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 32 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 33 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 34 - Open question