Oefenexamen deel 2 (B versie)

• Schoonheidsverzorging
• MBO
• Studiejaar 2

1. Welke van de onderstaande beenderen is met een kraakbeenverbinding met elkaar
verbonden?

1. De handwortelbeentjes onderling
2. De ruggenwervels onderling
3. De staartbeenwervels onderling

2. Rood beenmerg heeft als functie het maken van vetcellen

1. True
2. False

3. Welk beenstuk vormt de bodem van de oogkas?

1. Bovenkaak
2. voorhoofdsbeen
3. slaapbeen

4. Wat kan een oorzaak zijn van een hypotonische spier?

1. Intensief spiergebruik
2. nervositeit
3. onvoldoende spiergebruik

5. Wanneer spieren verslappen kunnen er rimpels ontstaan. Verslapping van welke spier kan de neuslippenplooi dieper maken?

1. Bovenlipheffer
2. neusspier
3. slanke neusspier

6. Welke spier strekt het lichaam, buigt het lichaam zijwaarts en draait de wervelkolom?

1. Monnikskapspier
2. Brede rugspier
3. Ruggenstrekkers

7. Wat is de functie van trombocyten?

1. Bestrijden van ziektekiemen
2. Stolling van het bloed
3. Transporteren van zuurstof

8. De longslagader is zuurstofrijk.

1. True
2. False

9. Wat zijn chylvaten?

1. Lymfevaten in de dunne darm die vetzuren opnemen
2. Lymfevaten die in het hele lichaam voorkomen en zorgen voor de afweer
3. Lymfevaten die vocht afvoeren naar de borstbuis

10. Wat wordt veroorzaakt door een te grote productie thyroxine?

1. gewichtstoename
2. traagheid
3. vermagering

11. Welke hormonen beïnvloeden de verbreding van het bekken van de vrouw?

1. oestrogenen
2. androgenen
3. groeihormonen

12. Wat is de functie van adrenaline?

1. de ademhaling versnellen
2. de hartslag verlagen
3. de spijsverteringsorganen sneller laten werken

13. Hoe geleidt een motorische zenuw een prikkel?

1. van de huid naar de spieren
2. van een zintuig naar de hersenen
3. van het centrale zenuwstelsel naar een spier

14. het parasympatische zenuwstelsel is vooral actief als jij rust

1. True
2. False

15. wat sluit het strottenklepje af tijdens het slikken?

1. de neusholte
2. de luchtpijp
3. de slokdarm

16. Wat is een andere naam voor assimilatie?

1. metabolisme
2. katabolisme
3. anabolisme

17. In welk deel van de dunne darm vindt het belangrijkste deel van de spijsvertering plaats

1. nuchtere darm
2. twaalfvingerige darm
3. kronkeldarm

18. Welk enzym breekt koolhydraten af?

1. amylase
2. lipase
3. protease

19. Waar wordt gal geproduceerd?

1. in de galblaas
2. in de lever
3. in de dunne darm

In welk deel van de nieren wordt voorurine geproduceerd?

1. nierschors
2. niermerg
3. nierbekken