Zinsdelen
Lezen
timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 13 slides, with text slides.
Items in this lesson
Lezen
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Presentatie
Rick, Sten, Nicholaas
Slide 2 - Slide
Grammatica
Zinsdelen = redekundig ontleden
(functie van een stukje zin)
Woordsoorten = taalkundig ontleden
(naam van een woord)
Slide 3 - Slide
Henk eet een groene appel.
ZN ZWW OLW BN ZN
Henk / eet / een groen appel.
OW PV/WG LV
Henk van tante Corry / eet / een hele sappige groene appel.
Slide 4 - Slide
Wat heb je nodig om een zin te maken?
In ieder geval:
1. Iets of iemand die iets doet of is/wordt. (OW) Ome Henk
2a. Handeling (wg) eet
2b. Eigenschap (ng) voetballer
Slide 5 - Slide
Breid de zin uit.
Ome Henk .......
pv, lv, mv, plaats, tijd, manier
Slide 6 - Slide
Breid de zin uit.
Ome Henk .......
pv, lv, mv, plaats, tijd, manier
Ome Henk /gaf/ gisteren /snel/ een zoen/ aan tante Corry
ow / pv / bb / bb / lv / mv
Slide 7 - Slide
WG of NG
Twee soorten zinnen:
DOEN ZIJN
WG NG
Papa slapen Mama lief
Ikke eten Ikke moe
Slide 8 - Slide
Doen of zijn? (wg of ng?)
1. Hij kan goed voetballen, joh!
2. Hij lijkt een goede voetballer te worden, joh!
3. Hij schijnt goed te kunnen voetballen, joh!
4. Hij voetbalt goed, joh!
5. Hij wordt een goede voetballer, joh!
6. Hij blijkt een voetballer te zijn, joh!
Slide 9 - Slide
Doen of zijn? (wg of ng?)
1. Hij kan goed voetballen, joh! hww + zww = wg
2. Hij lijkt een goede voetballer te worden, joh! kww + nw = ng
3. Hij schijnt goed te kunnen voetballen, joh! hww + zww = wg
4. Hij voetbalt goed, joh! zww = wg
5. Hij wordt een goede voetballer, joh! kww + nw = ng
6. Hij blijkt een voetballer te zijn, joh! kww + nw = ng
Slide 10 - Slide
Het NG formuleren
Het NG bestaat uit twee delen:
werkwoorden + naamwoordelijk deel
Hij / schijnt / een goede voetballer / te worden.
ng= schijnt [een goede voetballer] te worden
Slide 11 - Slide
Maak zinsdelen en noteer het ow en ng volgens de theorie. (blz 249)
1. De oude man lijkt mij erg eenzaam.
2. De door brand verwoeste boerderij bleek onverkoopbaar.
3. Op school is Wouter altijd een deugniet geweest.
4. Ondanks de omstandigheden is Truus altijd optimistisch gebleven.
5. Wil Eefje later concertpianiste worden?
6. Een klasgenoot van ons schijnt een veelbelovend acteur.
Slide 12 - Slide
WG of NG
WG =DOEN!
=alle werkwoorden in de zin (+ aan het / + te)
=moet een zww in zitten
NG =ZIJN/WORDEN
=bestaat uit twee delen: ww + eigenschap
=moet een kww in zitten
