Werkwoorden op -er (présent)

Werkwoorden op -er vervoegen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden op -er vervoegen

Slide 1 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Bekijk het hele rijtje van het werkwoord parler = praten
Stap 2: Kijk of je (zonder te spieken) het hele rijtje met alle uitgangen kunt
                opschrijven.
Stap 3: Kijk na met een andere kleur pen.
Stap 4: Probeer het opnieuw net zolang totdat je geen foutjes meer maakt.
Stap 5: Doe de oefentoets en kijk of je de uitgangen eerst met spiekbrief en
                daarna zonder spiekbrief door elkaar kunt invullen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat zijn voorbeelden van Franse werkwoorden op -er?
A
lire - apprendre - faire
B
aimer - regarder - écouter
C
apprendre - adorer - donner
D
avoir - être - faire

Slide 4 - Quiz

Parler (praten)
Ik praat
Jij praat
Hij/Zij praat
Wij praten
U praat / Jullie praten
Zij praten

Slide 5 - Slide

Ik
Wij
Hij
Jullie
Jij
Zij (meervoud)
Vous
Ils
Je
Nous
Il
Tu

Slide 6 - Drag question

Parler (praten)
Ik praat
Je 
Jij praat
Tu 
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On 
Wij praten
Nous 
U geeft / Jullie praten
Vous 
Zij praten
Ils/Elles 

Slide 7 - Slide

Nu de vervoegingen nog

Stap 1: Haal -er van het werkwoord af 
parler --> parl
Dit noemen we de stam van het werkwoord.


Slide 8 - Slide

Parler (praten)
Ik praat
Je parl
Jij praat
Tu parl
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On parl
Wij praten
Nous parl
U praat / Jullie praten
Vous parl
Zij praten
Ils/Elles parl

Slide 9 - Slide

Parler (praten)
Ik praat
Je parle
Jij praat
Tu parles
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On parle
Wij praten
Nous parlons
U praat / Jullie praten
Vous parlez
Zij praten
Ils/Elles parlent

Slide 10 - Slide

Voorbeeld met "regarder" (kijken naar)

Stap 1: Haal -er van het werkwoord af 
regarder --> regard
Dit noemen we de stam van het werkwoord.


Slide 11 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 2: Voeg een uitgang toe.

je
regarde
tu
regardes
il/elle/on
regarde
nous
regardons
vous
regardez
ils/elles
regardent

Slide 12 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 2: Voeg een uitgang toe.

je
regarde
ik kijk
tu
regardes
jij kijkt
il/elle/on
regarde
hij/zij kijkt / wij kijken
nous
regardons
wij kijken
vous
regardez
u kijkt / jullie kijken
ils/elles
regardent
zij kijken

Slide 13 - Slide

Ezelsbruggetje
je cherchE
tu cherchES
il cherchE / elle cherchE / on cherchE
nous cherchONS
vous cherchEZ
ils/elles cherchENT

Slide 14 - Slide

Kies de juiste vervoeging:
Je ...
A
écoutons
B
écoutes
C
écoutent
D
écoute

Slide 15 - Quiz