(WEEK 16) Bijvoeglijke nmw. & Bijwoorden 2.0

to English class 👋🏻
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

to English class 👋🏻

Slide 1 - Slide

5.1 & 5.2
Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over een ADJECTIVE (ookwel bijvoeglijk naamwoord)?

Slide 3 - Open question

Wat weet je nog over een ADVERB (ookwel bijwoord)?

Slide 4 - Open question

Adjectives
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
the beautiful girl


beautiful is dan het bijvoeglijk nmw., want het zegt iets over het meisje / girl.

Slide 5 - Slide

Let's go!

Slide 6 - Slide


What is the Adjective in this sentence?
"They live in a big house."
A
They
B
live
C
big
D
house

Slide 7 - Quiz


What is the Adjective in this sentence?
"Mees was an adorable baby."
A
Mees
B
adorable
C
baby

Slide 8 - Quiz


What is the Adjective in this sentence?
"I met a homeless person in New York."
A
met
B
homeless
C
person
D
New York

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.
Dit geeft antwoord op de vraag hoe?
The girl sings beautifully.


Hoe zingt ze? beautifully.
Dit is dus een bijwoord.

Slide 11 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).
The girl is extremely beautiful.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Let's go!
Adjective or Adverb?

Slide 16 - Slide


Adjective or Adverb?
"Sam is a ... singer."
A
good
B
well

Slide 17 - Quiz


Adjective or Adverb?
"It is ... cold today."
A
awful
B
awfully

Slide 18 - Quiz


Adjective or Adverb?
"Janice speaks so very ... ."
A
quick
B
quickly

Slide 19 - Quiz


Adjective or Adverb?
"I know them quite ... ."
A
good
B
well

Slide 20 - Quiz


Adjective or Adverb?
"It was a ... day for us all."
A
sad
B
sadly

Slide 21 - Quiz


Adjective or Adverb?
"Vera is a ... girl. She climbed up the ladder ... ."
A
careful, careful
B
carefully, carefully
C
careful, carefully
D
carefully, careful

Slide 22 - Quiz


Adjective or Adverb?
"He ... (happy) accepted the offer."

Slide 23 - Open question


Adjective or Adverb?
"Yorn is shy, so he cannot make friends ... (easy)."

Slide 24 - Open question


Adjective or Adverb?
"My aunt is a ... (slow) driver."

Slide 25 - Open question

Do you have any questions?

Slide 26 - Open question

Snap je dit onderwerp?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga ermee oefenen.
C
Ik denk dat ik nog wel wat uitleg kan gebruiken.
D
Ik snap er NIKS van.

Slide 27 - Quiz