signaalwoorden

Oefenen - H5 Lezen

- tekstdoelen / soorten

- onderwerp van de tekst

- kernzinnen

- deelonderwerpen

- signaalwoorden / verbanden

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen - H5 Lezen

- tekstdoelen / soorten

- onderwerp van de tekst

- kernzinnen

- deelonderwerpen

- signaalwoorden / verbanden

Slide 1 - Slide

Bij zoekend lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Niet

Slide 2 - Quiz

Bij precies lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Nog niet

Slide 3 - Quiz

Wat is een kernzin?

Slide 4 - Open question

Wat is een deelonderwerp?

Slide 5 - Open question

Een kenmerk van zoekend lezen is:
A
Je bekijkt de tekst: titel, tussenkopjes, plaatjes.
B
Je zoekt de woorden op die je niet begrijpt.
C
Je leest de tekst intensief.

Slide 6 - Quiz

Een voorbeeldtekst bij informeren is:
A
Een mop
B
Een nieuwsbericht
C
Een advertentie
D
Een recept

Slide 7 - Quiz

Een voorbeeldtekst bij activeren is:
A
Een leesboek
B
Een achtergrondartikel
C
Een reclamefolder
D
Een recensie

Slide 8 - Quiz

Met het tekstdoel overtuigen wil de schrijver:
A
Dat de lezer iets doet.
B
De lezer vermaken.
C
De lezer informatie geven.
D
Ervoor zorgen dat de lezer het met hem eens is of wordt.

Slide 9 - Quiz

Met het tekstdoel instructie geven, wil de schrijver:
A
De lezer vermaken.
B
Dat de lezer iets doet.
C
De lezer informatie geven.
D
Uitleggen aan de lezer hoe hij iets moet doen.

Slide 10 - Quiz

Ik heb donkere haren, maar mijn broertje heeft blond haar.
Welk tekstverband geeft 'maar' aan:
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 11 - Quiz

Ik moet vandaag nog een hoop werk doen. Ten eerste moet ik mijn kamer opruimen. Ten tweede moet ik het gras maaien. Daarna moet ik boodschappen gaan doen voor het weekend.
Welk tekstverband geven de signaalwoorden: 'ten eerste, ten tweede, daarna' aan:
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Reden
D
Opsomming

Slide 12 - Quiz

Miguel moet meer aan sport doen, want hij krijgt een buikje.
Welk tekstverband geeft het woord 'maar' aan:
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Reden

Slide 13 - Quiz

Ze wil gaan winkelen, omdat ze nieuwe kleren nodig heeft.
Welk tekstverband geeft het woord 'omdat' aan:
A
Opsomming
B
Mening - argument
C
Reden
D
Conclusie

Slide 14 - Quiz

Mark was erg tevreden met zijn zes voor wiskunde, maar Robert was teleurgesteld vanwege zijn zes. De reacties op de cijfers voor het proefwerk waren dus erg wisselend.

Welk tekstverband geeft het woord 'dus' aan:
A
Opsomming
B
Mening - argument
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Ik ben bang voor muizen, omdat ik een keer gebeten ben door een muis.
Welk tekstverband geeft het woord 'omdat' aan:
A
Tegenstelling
B
Mening - argument
C
Reden
D
Voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Eens nieuwsbericht in de krant heeft de volgende opbouw:
A
Kop Uitwerking Inleiding
B
Inleiding Kop Uitwerking
C
Kop Inleiding Uitwerking

Slide 17 - Quiz

Een kenmerk van een nieuwsbericht is:
A
Een dikgedrukte, opvallende kop (titel)
B
Het bevat meningen.
C
De tekst is niet verdeeld in kolommen.

Slide 18 - Quiz

Wat is NIET een kenmerk van een nieuwsbericht:
A
Een opvallende inleiding
B
De tekst is verdeeld in kolommen
C
Bovenaan staat vaak de naam van de verslaggever/schrijver
D
Een nieuwsbericht bevat meningen

Slide 19 - Quiz

In een nieuwsbericht beschrijft de schrijver:
A
Zijn mening
B
Vooral feiten

Slide 20 - Quiz

Een nieuwsbericht is:
A
Objectief (onpartijdig)
B
Subjectief (mening geeft zijn schrijver)

Slide 21 - Quiz

Het doel van de titel bij een nieuwsbericht is:
A
Om de aandacht te trekken
B
Het heeft geen doel, het hoort zo.

Slide 22 - Quiz

In de inleiding van een nieuwsbericht staat vaak:
A
Een conclusie
B
Samenvatting van het hele nieuwsbericht (het belangrijkst)
C
Een mening

Slide 23 - Quiz

Een nieuwsbericht gaat over:
A
Eén onderwerp
B
Twee onderwerpen
C
Twee of meer onderwerpen

Slide 24 - Quiz