Probeer in de inleiding twee verwijswoorden te vinden.
Waar verwijzen deze naar?
Klaar? Kijk dan paragraaf 4 na. De antwoorden vind je in de Learnbeat.
Ook klaar met nakijken? Start met het huiswerk: Taalverrijking, paragraaf 1
Slide 8 - Slide
Een tekst kan feiten en meningen bevatten.
Is A of B juist?
A
Een feit is iets wat waar is en wat je kunt controleren
B
Een feit is wat iemand ergens van vindt
Slide 9 - Quiz
Een tekst kan feiten en meningen bevatten.
Is A of B juist?
A
Een mening (of opinie) is iets wat waar is en wat je kunt controleren
B
Een mening (of opinie) is wat iemand ergens van vindt
Slide 10 - Quiz
Feiten en meningen
Een tekst kan feiten en meningen bevatten. Een feit is iets wat waar is en wat je kunt controleren. Een mening (of opinie) is wat iemand ergens van vindt: je kunt het er als lezer wel of niet mee eens zijn.
Feit: katten zijn huisdieren.
Mening: een kat is een leuk huisdier.
Slide 11 - Slide
Wat is jouw tip bij het lezen van toetsvragen?
Slide 12 - Open question
De vorige vraag was een open vraag.
A
Dat klopt!
B
Nee, het was een gesloten vraag.
Slide 13 - Quiz
Dit is een gesloten vraag.
A
Dat klopt!
B
Nee, dit is een open vraag.
Slide 14 - Quiz
Tips bij toetsvragen
Neem genoeg tijd.
Lees zorgvuldig.
Vergeet niets.
Doe niet te veel.
Ken je studiewoorden.
Studiewoorden worden bij ieder vak gebruikt, bijvoorbeeld: