V4 - TH4 evolutie - BS 1 en 2

Thema 4
BS1 
Ontwikkeling 
van het leven
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 4
BS1 
Ontwikkeling 
van het leven

Slide 1 - Slide

Leerdoelen BS1:
Na deze BS:
  • weet je uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
  • kun je het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven. 
  • kun je het ordenissysteem van organismen beschrijven en toepassen. 

Slide 2 - Slide

Begrippen BS1
chemische evolutie
oeratmosfeer
anorganische stoffen
organische stoffen 
Miller-Urey-experiment
oersoep
zelforganisatie
black smokers
prokaryote
anaeroob

heterotroof
cyanobacteriën
autotrofe
aerobe
eukaryoten
endosymbiosetheorie
biodiversiteit
bacteriën
archaea
taxon
genus
binaire naamgeving
geslachtsnaam 
soortaanduiding

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Geologische tijdsschaal (BINAS 94A)
De aarde ontstond ong. 4,6 * 10^9 jgl
 
Eerste eencellige organismen ontstonden ong. 3,8 * 10^9 jgl in het PRECAMBIUM

Eerste meercellige organismen ontstonden ong. 670 * 10^6 jgl

Eerste landplanten: ong. 400 * 10^6 jgl in DEVOON

Eerste vaatplanten: ong. 350 * 10^6 jgl

Eerste dinosauriers (reptielen): ong. 250 * 10^6 jgl in het MESOZOICUM (Trias, Jura en Krijt)

Massa-extinctie dinosauriers: 65 * 10^6 jgl; start CENOZOICUM, zoogdieren worden dominant

Eerste mensachtigen: ong 5 * 10^6 jgl



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

organisch <-> anorganisch
Anorganische stoffen zijn:
  • klein en eenvoudig gebouwd
  • bestaan maar uit een paar atoomsoorten
  • belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

Organische stoffen zijn:
  • ingewikkelder van bouw
  • bestaan ten miste uit C, H en (meestal) O atomen (vaak N en/of P en soms S en andere soorten)
  • zijn door organismen geproduceerd 
  • belangrijkse voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

Slide 7 - Slide

ontstaan van leven: theorieën
  1. oersoep
  2. black smokers
  3. uit de ruimte

Slide 8 - Slide

1e theorie: oersoep
dus uit de atmosferische gassen 
+ bliksem + UV straling + meteorietbotsingen
-> ontstonden de organische stoffen...

-> voor het ontstaan van cellen is zelforganisatie nodig!! 
door moleculen die samen gaan ontstaan eenheden met een hoger organisatie niveau

Slide 9 - Slide

Miller-Urey toestel

Slide 10 - Slide

2e theorie: black smokers
vulkanen op de bodem van de oceanen 
400°C
hoge druk
mineralen uit het water
= zwart water
-> geeft voorwaarden voor een chemische evolutie 

Slide 11 - Slide

3e theorie: ruimte
inslagen door meteorieten hebben de organische stoffen op de aarde gebracht

Slide 12 - Slide

eerste leven: prokaryoten
simpele eencelligen: 
  • zonder celkern
  • zonder organellen 

-> circulair DNA/los RNA 
-> anaeroob -> leven zonder zuurstof!
-> heterotroof 

Slide 13 - Slide

Autotroon <-> heterotroof
autotroof.      -> zelfvoedend
                           -> planten, cyanobacteriën (blauwalg) -> fotosynthese 
 heterotroof -> een ander nodig hebben voor voedsel
                           -> meeste schimmels, dieren, bacteriën, archaea

Slide 14 - Slide

cyanobacterië
  • eerste bacteriën!
  • autotroof -> dus maken zelf organische stoffen uit anorganische
  • produceren zuurstof!!! 
-> zuurstof was giftig voor de anaerobe levensvormen!
-> langzaam werden de zeeën overgenomen door de aerobe autotrofe bacteriën en maakten de zeeën steeds zuurstof rijker (2 miljard jaar geleden)

Slide 15 - Slide

volgende stap: 
aerobe heterotrofe bacteriën 
-> gebruikten zuurstof om beschikbare 
energierijke organische stoffen af te breken

Slide 16 - Slide

volgende stap: 
eukaryoten
  •  dubbele membranen
  • celkern
  • organellen


Slide 17 - Slide

Van prokaryoot (BS2) naar eukaryoot (BS3):
endosymbiosetheorie (BINAS 94C)
dit is weer een voorbeeld van zelforganisatie
endosymbiose
endo = binnen / symbiose = samenleven

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Cel kenmerken

Slide 20 - Slide

Biodiversiteit

Verscheidenheid in leven op aarde
Steeds groter naarmate aarde zich verder ontwikkelde boom van het leven
Taxonomie

Verscheidenheid in leven op aarde
Steeds groter naarmate aarde zich verder ontwikkelde boom van het leven
Systematisch orderen van organismen op basis van uiterlijke overeenkomsten en moleculaire homologie

Slide 21 - Slide

domeinen: prokaryoten
bacteriën en Archaea
  • eencelligen
  • zonder celkern
  • ingedeeld op basis van morfologie (+ DNA)
  • kunnen leven in extreme omstandigheden
  • verschil in bouw celmembraan tussen bacteriën en Archaea  

Slide 22 - Slide

Taxon / taxa
indelingseenheid die gezamenlijk een groep vormen
Indeling in rijken
op basis van celmorfologie
achterhaald en niet meer actueel
Indeling in domeinen
op basis van celmorfologie en moleculaire homologie
moderner maar omstreden

Slide 23 - Slide

Van levenloos naar leven: zelforganisatie
energie
energie
Zelforganisatie: ontstaan van nieuwe eenheden waarbij nieuwe eigenschappen ontstaan op een hoger organisatieniveau (emergente eigenschap)
anorganische stof
organische stof
prokaryote 
cel

Slide 24 - Drag question

Welke stoffen zijn organisch en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 25 - Drag question

BS1: Zet de taxa in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste.
soort (species)
ondersoort (ras)
geslacht (genus)
familie
orde
klasse
stam
rijk
domein

Slide 26 - Drag question

zet de termen in volgorden van evolutie
(start bovenaan met de oerknal)
landleven
mensachtigen
zeeleven
meercellige
(oer)eukaryoot
(oer)prokaryoot
organische stoffen
planeten
oerknal

Slide 27 - Drag question

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en    ..........................       van soorten
Bij evolutie speelt ook  de     ..................................   in het genotype bij een soort een rol.
                        In elk soort komen in het genotype  ................................     verschillen voor. 

Soms is zo'n verschil handig om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

verandering

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 28 - Drag question

Witte kool (Brassica oleracea var. alba) en Groene kool (Brassica oleracea var. virida) zijn soortgenoten.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Maak gebruik van BINAS 94A

Het Mesozoïcum was het tijdperk waarin de dinosauriers de aarde domineerden.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Maak gebruik van BINAS 94A

In het Cambrium ontstonden de eerste landplanten.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Welke is het minst verwant aan de anderen?
A) hazelworm (Anguis fragilis)
B) hagedis (Lacerta viridis)
C) tijger python (Python molurus)

A
B
C

Slide 32 - Quiz

Thema 4
BS2 
Prokaryoten

Slide 33 - Slide

Begrippen BS2
archaea
flagellen
bacteriën
plasmiden
transformatie
conjugatie
transactie

virussen
bacteriofagen

Slide 34 - Slide

Leerdoelen BS2 
Na deze BS:
  • kun je de kenmerken van prokaryoten noemen

Slide 35 - Slide

3 domeinen
- bacterien
- archaebacterien
- eukaryoten

deze zijn opgedeeld in 5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten 
- planten
- schimmels
- dieren

Slide 36 - Slide

Welke kenmerken horen bij een prokaryoot?
A
eencellig
B
celkern
C
ribosomen
D
celmembraan

Slide 37 - Quiz

Welke rijken behoren tot de prokaryote organismen?
A
bacterien en protisten
B
bacterien en archebacterien
C
bacterien, archebacterien en schimmels
D
bacterien

Slide 38 - Quiz

domein: Archaea
rijk: Archaea

- veel overeenkomsten met bacterien
- extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden
- hoofdzakelijk anaeroob
- primitief
domein: Bacteria
rijk: eubacteria

- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA
- geen membraangebonden organellen
- WEL een celwand
Domein: -
Rijk: -
virussen
- leven niet -> gastheer nodig
- DNA of RNA (enkel- of dubbelstrengs)
- eiwitmantel/capside (spike-eiwitten)
- soms een envelop (koolhydraten of eiwitten)

Slide 39 - Slide

domein: Archaea - rijk: Archaea

  • veel overeenkomsten met bacterien
  • extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden (diep in de zee, bij een geothermische bron, zwavelput etc)
  • hoofdzakelijk anaeroob
  • primitief

Slide 40 - Slide

domein: Bacteria rijk: eubacteria

- celonderdelen: BINAS 79A
- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA in 
- geen membraangebonden organellen (Golgi, ER, chloroplasten en mitochondrien
- WEL een celwand

Slide 41 - Slide

Voortplanting bij prokaryoten
ongeslachtelijk
mitotische celdelingen
  • wel: DNA replicatie
  • niet: vorming van een spoelfiguur

onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten

Slide 42 - Slide

Snel en handig genetische informatie uitwisselen: plasmiden
Extrachromosomaal
Circulair
Dubbelstrengs
Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
ZEER nuttig in de bioindustrie

Slide 43 - Slide

Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
  • uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie
  • opnemen van plasmiden

Slide 44 - Slide

Geef voorbeelden van optimale condities voor snelle bacteriële groei.

Slide 45 - Mind map

Ongeslachtelijke voortplanting leidt tot weinig genetische variatie. Leg dit uit

Slide 46 - Open question

De mutatiefrequentie tijdens de DNA-replicatie van het genoom van een bacterie ligt vele malen hoger dan die bij DNA-replicatie van een eukaryoot organisme.
- Geef een nadeel van een hogere mutatiefrequentie
- Geef een voordeel van een hogere mutatiefrequentie

Slide 47 - Open question

Virussen
Domein: -
Rijk: -
geen organismen! 

Slide 48 - Slide

Virussen zijn niet ingedeeld in een domein en rijk. Om welke reden is dit?

Slide 49 - Open question

Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten

soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten

Slide 50 - Slide

Virale reproductie: ALTIJD afhankelijk van gastheercel
DNA-virus
retrovirus

Slide 51 - Slide

bij BS 2
opdrachten 23 t/m 33

Slide 52 - Slide