HAVO 4 - 14 octobre

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Mercredi 14 octobre 

Opéra de Rennes, Rennes

Aujourd'hui 

Deel 1 - Woordenschat en grammatica herhaling : Le futur, le conditionnel, aller, bijvoeglijk naamwoord, vergrotende trap en overtreffende trap

Deel 2 - Zelfstandig aan de leerdoelen werken

Le futur 

Hoe kan ik "le futur" vormen ?

Hele werkwoord + uitgangen van avoir (met présent)

Le futur 

Onderwerp	-er groep	ir - groep	- re groep
Je	parler ai	finir ai	attendr ai
Tu	parler as	finir as	attendr as
Il / Elle / On	parler a	finir a	attendr a
Nous	parler ons	finir ons	attendr ons
Vous	parler ez	finir ez	attendr ez
Ils / Elles	parler ont	finir ont	attendr ont

Le futur 

Let op ! 

Met de ww van de groep -re gaat de laatste "e" weg 

attendre --> attendr --> j'attendrais 

vendre --> vendr --> nous vendrons

Vertaal "Ik ga zingen"

1. Je chanterai
2. Je chanterais
3. Je chanteais
4. Je chantais

Vertaal "Jullie gaan kiezen"

1. Vous choisissez
2. Vous choisiriez
3. Vous choisirez
4. Vous choisiraient

Vertaal "Ze gaat haar
huis verkopen"

1. Elle vendrait sa maison
2. Elle vendrais sa maison
3. Elle vendra sa maison
4. Elle vendras sa maison

Le conditionnel 

Hoe kan ik "le conditionnel" vormen ?

Hele werkwoord + uitgangen van imparfait 

Met de ww van de groep -re, de laatste e gaat weg 

attendre --> attendr --> j'attendrais 

vendre --> vendr --> nous vendrons

Le conditionnel 

Onderwerp	-er groep	ir - groep	- re groep
Je	parler ais	finir ais	attendr ais
Tu	parler ais	finir ais	attendr ais
Il / Elle / On	parler ait	finir ait	attendr ait
Nous	parler i ons	finir i ons	attendr i ons
Vous	parler iez	finir i ez	attendr i ez
Ils / Elles	parler aient	finir aient	attendr aient

Vertaal "Ik zou zingen"

1. Je chanterai
2. Je chanterais
3. Je chanteais
4. Je chantais

Vertaal "Jij zou kiezen"

1. Tu choisira
2. Tu choisirais
3. Tu choisirai
4. Tu choisiras

Vertaal "Ze zouden de
trein nemen"

1. Ils prendront le train
2. Ils prendrons le train
3. Ils prendreont le train
4. Ils prendraient le train

Aller

	Prés.	P-C	Imp.	Futur	Cond.
Je	vais	suis allé	allais	irai	irais
Tu	vas	es allé	allais	iras	irais
Il/Elle	va	est allé	allait	ira	irait
Nous	allons	sommes allés	allions	irons	irions
Vous	allez	êtes allés	alliez	irez	iriez
Ils/Elles	vont	sont allés	allaient	iront	iraient

Aller

Let op ! Als je "être" gebruikt, moet je een extra "e" of "s" toevoegen in bepaalde situaties : 

Onderwerp	Uitgang	Voorbeeld
vrouwelijk enkelvoud	+ e	Elle est allé e
mannelijk meervoud	+ s	Ils sont allé s
vrouwelijk meervoud	+ es	Elles sont allé es

Tu (aller) met de passé composé
"Jij bent gegaan"

Nous (aller) met de futur
"Wij zullen gaan"

Vous (aller) met de conditionnel
"Jullie zouden gaan"

Het bijvoeglijk naamwoord

- Komt na het zelfstandig naamwoord : le mur bleu 

- 12 uitzonderingen : deze gaan voor het naamwoord - le beau mur

Het bijvoeglijk naamwoord

FR	NL	FR	NL
Beau	Mooi	Jeune	Jong
Bon	Goed, lekker	Mauvais	Slecht
Joli	Leuk, mooi	Haut	Hoog
Grand	Groot	Long	Lang
Gros	Dik	Vieux	Oud
Petit	Klein	Nouveau	Nieuw

Het bijvoeglijk naamwoord

- Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk of meervoud is, moet het bijvoeglijk naamwoord ook vrouwelijk of meervoud zijn

Onderwerp	Uitgang	Voorbeeld
vrouwelijk enkelvoud	+ e	La voiture vert e
mannelijk meervoud	+ s	Les petit s enfants
vrouwelijk meervoud	+ es	Les petit es voitures

Uitzonderingen

Mannelijk enkelvoud	Vrouwelijk enkelvoud
-on (bon)	-onne (bonne)
-et (violet)	-ette (violette)
-eux (heureux)	-euse (heureuse)
-f (sportif)	-ve (sportive)
-er (cher)	-ère (chère)
-s (gros)	-sse (grosse)

Wat is de correcte zin ?
Het kleine huis

1. La petite maison
2. La maison petite
3. La maison petit
4. La petit maison

Wat is de correcte zin ?
De blonde haren

1. Les cheveux blond
2. Les cheveux blonds
3. Les cheveux blonde
4. Les cheveux blondes

Wat is de correcte zin ?
Het sportieve meisje

1. La sportive fille
2. La fille sportif
3. La fille sportive
4. La fille sportif

De vergrotende trap 

Adrien est moins grand que Julien --> Adrien is minder groot dan Julien

Adrien est aussi grand que Julien --> Adrien is net zo groot als Julien 

Julia est plus grande que Alicia --> Julia is groter dan Alicia

Uitzondering 

bon	meilleur
bonne	meilleure
bons	meilleurs
bonnes	meilleures

Wat is de correcte zin ?
"Mijn huis is
mooier dan die van jou"

1. Ma maison est plus beau que la tienne
2. Ma maison est plus belle que la tienne
3. Ma maison est moins beau que la tienne
4. Ma maison est moins belle que la tienne

Wat is de correcte zin ?
"Mijn kamer is minder groot
dan die van jou"

1. Ma chambre est plus grand que la tienne
2. Ma chambre est plus grande que la tienne
3. Ma chambre est moins grand que la tienne
4. Ma chambre est moins grande que la tienne

Wat is de correcte zin ?
"Andrea is net zo sportief
als Baptiste "

1. Andrea est aussi sportif que Baptiste
2. Andrea est aussi sportive que Baptiste
3. Andrea est plus sportive que Baptiste
4. Andrea est moins sportif que Baptiste

De overtreffende trap

Le / La / Les + plus / moins + bijvoeglijk naamwoord

Adrien est le plus grand

Julia et Andrea sont les moins heureuses 

Charles est le plus bruyant 

Wat is de correcte zin ?
"Marc is het minst slim"

1. Marc est le plus intelligent
2. Marc est le moins intelligent
3. Marc est le plus intelligente
4. Marc est le plus intelligent

Wat is de correcte zin ?
"Christine is het mooiste"

1. Christine est la moins
2. Christine est la moins belle
3. Christine est la plus beau
4. Christine est la plus belle

Herhaling

Woordenschat van A, B en C. 

"Nous allons faire les magasins"
Wat betekent "faire les magasins"

1. winkelen
2. kopen
3. verkopen
4. uitgaan

"J'ai environ 8 poupées"
Wat betekent "environ" ?

1. tussen
2. onder
3. rondom
4. ongeveer

"Il y a des jouets partout"

Wat betekent "partout" ?

1. ergens
2. overal
3. nergens
4. buiten

"L'ambiance est sympathique"

Wat betekent "ambiance" ?

1. les
2. wijk
3. sfeer
4. stad

"Nous sommes proches"

Wat betekent "proche" ?

1. ver
2. dichtbij
3. attent
4. veilig

"Il est drôle"

Wat betekent "drôle" ?

1. grappig
2. saai
3. slim
4. leuk

Deel 2 

Zelfstandig aan de leerdoelen met de digitale methode werken. 

Als jullie vragen hebben, kunnen jullie deze aan mevrouw Jongen of aan mij stellen!