3K 9.4 gelijke hoeken

Wiskunde!
Wiskunde
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wiskunde!
Wiskunde

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
We leren de begrippen Z-figuur en F-figuur.

We leren werken met overstaande hoeken.

Slide 2 - Slide

Wat is een Z-hoek?
In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op de letter Z.




De binnenste hoeken zijn even groot.



Slide 3 - Slide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast zal ik, in de volgende dia's, een aantal Z-hoeken 
aangeven. 

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Met rood heb ik een Z-hoek aangegeven. Dit betekent dat hoek S2 en R1 even groot zijn. Dus:

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Nu heb ik met rood een andere Z-hoek aangegeven.
Dit betekent dat hoek R2 en Q2 even groot zijn.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Nog een voorbeeld.
Hier is hoek S3 even groot als hoek R2.

Slide 7 - Slide

Als ik naar dit figuur kijk dan zie ik al gelijk een Z-hoek!
Deze kan ik alleen nog niet gebruiken want ik weet niet hoe groot hoek D2 of B1 is.

Slide 8 - Slide

Ik kan wel hoek A2  berekenen.
Dus stap 1 is:

Slide 9 - Slide

Nu we hoek A2 weten kunnen we hoek B1 met hoekensom driehoek bereken. 
Dus stap 2 is:

Slide 10 - Slide

Nu kan ik de Z-hoek gebruiken want ik weet hoek B1!
Dus stap 3 is

Slide 11 - Slide

Nu de laatste stap. Ik kan hoek B2 gaan berekenen met hoekensom driehoek
Dus stap 4 is

Slide 12 - Slide

herhalen Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als F ?
1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 13 - Quiz

herhalen Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als ?
B1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 14 - Quiz

Wat is een F-hoek
In een F-hoek zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op 
de letter F.




De hoeken waar hetzelfde figuurtje bij staat zijn even groot.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast zal ik, 
in de volgende dia's, een aantal 
F-hoeken
aangeven. 

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 1
Met rood heb ik een F-hoek 
aangegeven. Dit betekent dat 
hoek S2 even groot is als 
hoek P3. Dus:

Slide 17 - Slide

Voorbeeld 2
Met rood heb ik een F-hoek
aangegeven. Dit betekent dat
hoek P2 even groot is als
hoek Q2. Dus:

Slide 18 - Slide

Voorbeeld 3
Met rood heb ik een F-hoek
aangegeven. Dit betekent dat
hoek R2 even groot is als
hoek S1. Dus:

Slide 19 - Slide

Hoe bereken je dan een hoek?
Dit gaat op dezelfde manier zoals bij een Z-hoek.


Slide 20 - Slide

Wat ga je doen?
maken 9.4
succes!

Slide 21 - Slide