This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
4BL pta periode 1
Slide 1 - Slide
ahdo BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de Netto winst?
A
€ 5.000
B
€ 20.000
C
€ 10.000
D
€ 15.000
Slide 2 - Quiz
De firma List en Bedrog BV heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De gemiddelde verkoopprijs van de artikel is € 12,50. De gem. inkoopprijs is € 7,50. Wat is de bruto winst van de maand mei. De bedrijfskosten bedroegen € 2.500. Wat is de netto winst
A
€ 7.500
B
€ 10.000
C
€ 2.500
D
€ 1.500
Slide 3 - Quiz
De firma List en Bedrog BV heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De gemiddelde verkoopprijs van de artikel is € 12,50. De gem. inkoopprijs is € 7,50. Daarnaast betaald List en bedrog € 10.000 aan kosten. Wat is de netto winst van de maand Mei
A
-€ 2500
B
€ 2.500
C
€ o
D
€ 5000
Slide 4 - Quiz
Saim B.V. Heeft een omzet van 1.200.000. De inkoopwaarde bedroeg. 600.000. De bedrijfskosten bedroegen 450.000. Wat is de Netto winst?
A
€ 1.200.000
B
€ 1.000.000
C
€ 600.000
D
€ 150.000
Slide 5 - Quiz
Noem drie voorbeelden van bedrijfskosten.
Slide 6 - Open question
De brutowinst is € 2400,-. De bedrijfskosten zijn € 1800,-. Bereken de Nettowinst.
Slide 7 - Open question
De brutowinst is € 2400,-. De bedrijfskosten zijn € 1800,-. Bereken het Nettoresultaat.
Slide 8 - Open question
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Computers nemen de productie over
B
hoeveelheid producten die een werknemer kan maken in bepaalde tijd
C
machines nemen het zware werk over van mensen
Slide 9 - Quiz
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
Slide 10 - Quiz
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Productie - Afzet
B
Productie : Werknemers
C
Productie : Periode
Slide 11 - Quiz
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 12 - Quiz
De arbeidsmarkt is ......
A
de vraag naar arbeid
B
de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid
C
het aanbod van arbeid
Slide 13 - Quiz
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 14 - Quiz
Wat helpt NIET om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Meer mensen aannemen
B
Technologische ontwikkelingen
C
Betere arbeidsomstandigheden
D
Scholing en specialisatie
Slide 15 - Quiz
Wat is geen manier om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
meer personeel
B
geldbonus
C
gratis product
D
cursus volgen
Slide 16 - Quiz
Gebruik de tabel bij deze vraag. Bereken de arbeidsproductiviteit per arbeidsuur in januari. Geef de berekening en rond af op 2 decimalen.
Slide 17 - Open question
Een scharenfabriek produceert 3.000 scharen per maand. Er zijn 25 werknemers in dienst. Bereken de arbeidsproductiviteit per jaar. (Vergeet de berekening niet op te schrijven)
Slide 18 - Open question
Winkel A: Vier medewerkers. Elke medewerker werkt 6 uur per dag. Klanten geholpen: 600
Winkel B: Vijf medewerker. Elk 7 uur per dag. Klanten geholpen: 720