Chapitre 2, grammaire H (oefening)

havo-3 chapitre 2, grammaire H
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel regelmatige werkwoorden op -ir oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo-3 chapitre 2, grammaire H
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel regelmatige werkwoorden op -ir oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire H
Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):

- Over welk grammatica-onderdeel hebben we het de vorige keer gehad?

- Hoe krijg je de stam van het werkwoord?

- Welk rijtje met uitgangen plaats je er vervolgens achter?

- Welke andere werkwoorden moet je ook kunnen vervoegen?

Slide 2 - Slide

Je révise:
grammaire H
In klas 1 en 2 hebben jullie al meerdere keren regelmatige werkwoorden gezien die eindigen op -er. En in hoofdstuk 1 hebben we het gehad over werkwoorden die eindigen op -re.
Maar: er zijn ook regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir (klein verschil..).

Net als in klas 1 en 2 krijgen jullie daarvoor een schema dat jullie kunnen/moeten volgen.

Neem de komende slides goed over!

Slide 3 - Slide

Werkwoorden op -ir:
de stam vinden
Om de stam van de werkwoorden te vinden, doe je hetzelfde als in klas 1 en 2. 
Je haalt van het werkwoord de laatste 2 letters af (-ir).

Ik gebruik in het voorbeeld het werkwoord finir (eindigen).

finir --> finir --> fin.

Slide 4 - Slide

Werkwoorden op -ir:
de uitgangen
Kijk in deze lijst van uitgangen en plak deze uitgangen vervolgens achter de stam.

je + is                                  je finis
tu + is                                  tu finis
il/elle/on + it                         il/elle/on finit

nous + issons                        nous finissons
vous + issez                          vous finissez
ils/elles + issent                     ils/elles finissent

Slide 5 - Slide

Werkwoorden op -ir:
de passé composé
Vervoeg het met het hulpwerkwoord 'avoir' en zet vervolgens een -i achter de stam.

j'ai fini
tu as fini
il/elle/on a fini

nous avons fini
vous avez fini
ils/elles ont fini

Slide 6 - Slide

Werkwoorden op -ir:
let op!
Als je het werkwoord finir kan vervoegen in beide tijden, dan kan je ook de volgende werkwoorden vervoegen. Dit gaat op dezelfde manier.
Leer dus ook deze werkwoorden voor de toets :)!

- réfléchir (nadenken)                      - choisir (kiezen)
- réussir (slagen)                            - rougir (blozen)
- remplir (invullen)
- grandir (groeien)

Slide 7 - Slide


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (réfléchir, présent)

Je ____ encore à la dernière question.

Slide 8 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (remplir, présent)

Nous ____ la questionnaire.

Slide 9 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (finir, passé composé)

Tu ____ _____, demande mon prof à mon copain.

Slide 10 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (choisir, passé composé)

Malik et Erica ____ ______ Karim Benzéma.

Slide 11 - Open question