Semana 21

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 21
  • Bienvenida - 10 min
  • Tema 3 - 50 min
  • Blooket - 20 min

Aan het eind van deze les:
  • ken je woordenschat over het school
  • ken de regelmatige werkwoorden

timer
5:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 21
  • Bienvenida - 10 min
  • Tema 3 - 50 min
  • Blooket - 20 min

Aan het eind van deze les:
  • ken je woordenschat over het school
  • ken de regelmatige werkwoorden

timer
5:00

Slide 1 - Slide

¿Cómo estás hoy?
Hoe gaat het vandaag?

Slide 2 - Poll

PW4
In de toetsweek
Nog 3 lessen

verbos regulares/ woordenschat thema presentarse (escribir) /bijv.nw. (adjetivos) ( lezen/ luisteren en schrijven)
 Thema 2 + ww van thema 3 en vanaf “libros” tot “joven”

Slide 3 - Slide

Reglas: 
  • Stilte
  • Actief bezig zijn met de les 
  • Als er vragen zijn steek je hand 
  • 3 waarschuwing = uitgestuurd

Slide 4 - Slide

Portátiles cerrados

Slide 5 - Slide

Tema 3: La escuela / El instituto pg 63

Slide 6 - Slide

Las asignaturas
Maak:
El instituto         pág 63  ej A Nakijken

Slide 7 - Slide

!A trabajar!
Maak:
Het lesrooster  pág 64 ej 21A
Het vervoer       pág 65 ej 3


Hulpmiddel:  Voca pág 84+ 85
                           
klaar?  ej 2 Link
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Wb pág 69

Maak opdracht 1
Neem Bron I door

Slide 9 - Slide

Verbos regulares

Slide 10 - Slide

 Herhaling persoonlijke voornaamwoorden
Ik
yo
Jij
Hij / zij / u
él / ella / usted
Wij
nosotros (-as)
Jullie
vosotros (-as)
Zij mv / u mv 
ellos / ellas / ustedes
In het Spaans hoeft het persoonlijk vnw er niet bij te staan. Je kunt aan het werkwoord zien welke persoon bedoeld wordt.

Slide 11 - Slide

verbos regulares
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
comer
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivir
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven
praten
eten
wonen/leven
Leerdoel: werkwoorden

Slide 12 - Slide

De 3 stappen voor het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd: 
HAKKEN
TELLEN
PLAKKEN
HABLAR 
HABL
TÚ = DE 2E PERSOON
AS = DE TWEEDE UITGANG 
HABLAS
HABLAS = 
JIJ PRAAT

Slide 13 - Slide

Stappen om te vervoegen
  • Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
  • Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  • plaats de bijbehorende uitgang achter de stam

Slide 14 - Slide

Stappenplan
werkwoorden vervoegen

1. Haal -ar, -er of -ir van het werkwoord af, nu heb je de stam.
2. Wat is het onderwerp van de zin (yo, tú, él ...).
3. Bekijk wat de juiste uitgang is die bij dit onderwerp hoort. (kijk goed bij AR, ER of IR)
4. Plak de uitgang aan de stam.

Voorbeeld: Ella ______ (vivir) en una casa muy grande. 
1. Het is een ir werkwoord, de stam is viv
2. Het onderwerp in de zin is: Ella (zij)
3. Als je kijkt in het schema bij de ir werkwoorden staat er bij ella > e
4. viv + e = vive                        Het juiste antwoord is: Ella vive en una casa muy grande.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Verbos regulares
Boek uitleg pág 69

maak; 
pág 70 + 71
ej 6, a, b & c + 7

Voca tema 3 (achterin in het boekje)

timer
15:00

Slide 17 - Slide

Blooket

Slide 18 - Slide

Exit ticket
Wat ging goed en minder goed?

Hoeveel groepen werkwoorden zijn er in het Spaans?

Vervoeg bailar (nosotros) vorm

Slide 19 - Slide