Geldzaken 7

Geldzaken
Les 7
Havo 4 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Geldzaken
Les 7
Havo 4 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les kun je 
• de oorzaken van bestedingsinflatie en kosteninflatie noemen en toelichten.
• voorbeelden geven van kosteninflatie.
• toelichten wat de gevolgen van inflatie zijn voor het reële inkomen en het reële vermogen.
• de begrippen nominaal en reëel toepassen op vermogen, inkomen en rente.
• toelichten wat de maatschappelijke gevolgen zijn van hyperinflatie.

Slide 2 - Slide

Terugblik
Huiswerkcheck

Basis: maken 4.1 t/m 4.7
Plus en compact: maken 4.2, 4.4 t/m 4.7
Intensief: maken 4.1 t/m 4.7

Slide 3 - Slide

Schaarste dwingt tot keuze. Als iemand voor iets kiest, offert hij de waarde van de alternatieven, de andere mogelijkheden op. 

Opofferingskosten zijn de opbrengsten van het beste, niet gekozen alternatief.

Zelfstandig nakijken van de opdrachten die je vorige les hebt gemaakt, d.m.v. het nakijkblad.


Als je niet begrijpt wat je verkeerd hebt gedaan, even aangeven, dan kom ik bij je langs.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Verklaar waarom inflatie het reële vermogen van een spaarder kan aantasten.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Verklaar waarom door inflatie het reële inkomen kan afnemen.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Is vermogen een voorraad- of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 10 - Quiz

Bereken de hoogte van de reële rente als de nominale rente 6% is en de inflatie 2,5%

Slide 11 - Open question

RIC = (106/102,5)x100 = 103,4
Reële rente = 3,4 %

Slide 12 - Slide

Bereken iemands koopkrachtvermindering van iemands vermogen bij een inflatie van 4%.
Rond af op 2 decimalen.

Slide 13 - Open question

RIC = (100/104)x100 = 96,15 -> 100 - 96,15 = 3,85
Dus koopkracht gedaald met 3,85%

Slide 14 - Slide

Zelfstandig
Basis: maken 4.8, 4.11 t/m 4.13
Plus en compact: maken 4.11 t/m 4.13
Intensief: maken 4.8, 4.11 t/m 4.17



Markeren kun je leren!

Slide 15 - Slide

Evaluatie
Exit ticket maken met verschil waardevast en welvaartsvast.

Slide 16 - Slide