Grammatica: lidwoorden
1 / 25
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Er zwom een vis op de maan
A
de
B
het
C
een
Slide 6 - Quiz
Het was een maanvis
A
de
B
het
C
een
Slide 7 - Quiz
Hij had het niet naar zijn zin
A
de
B
het
C
een
Slide 8 - Quiz
De vis kon niet tegen de kou
A
de
B
het
C
een
Slide 9 - Quiz
Een thermometer wees de temperatuur aan.
A
de
B
het
C
een
Slide 10 - Quiz
De oude man liep naar een kiosk.
A
de
B
het
C
een
Slide 11 - Quiz
Daar kocht hij een krant en een
rolletje drop.
rolletje drop.
A
de
B
het
C
een
Slide 12 - Quiz
' Een dropje gaat er best in,' dacht hij.
A
de
B
het
C
een
Slide 13 - Quiz
De zanger verzorgde een
mooie uitvoering.
mooie uitvoering.
A
de
B
het
C
een
Slide 14 - Quiz
Het was voor goed doel.
A
de
B
het
C
een
Slide 15 - Quiz
De wielrenner reed door het
mulle zand.
mulle zand.
A
de
B
het
C
een
Slide 16 - Quiz
Dat was een oefening voor
de grote wedstrijd.
de grote wedstrijd.
A
de
B
het
C
een
Slide 17 - Quiz
Hij viel nog een keer, maar dat deed de sportman niks.
A
de
B
het
C
een
Slide 18 - Quiz
De fiets was nog heel.
A
de
B
het
C
een
Slide 19 - Quiz
Het brandje werd door de brandweer geblust.
A
de
B
het
C
een
Slide 20 - Quiz
Een jongen had de oude
kranten aangestoken.
kranten aangestoken.
A
de
B
het
C
een
Slide 21 - Quiz
De agenten kwamen hem op
het spoor.
het spoor.
A
de
B
het
C
een
Slide 22 - Quiz
Hij moest een week de cel in.
A
de
B
het
C
een
Slide 23 - Quiz
Het was een vervelende tijd.
A
de
B
het
C
een
Slide 24 - Quiz
Een volgende keer zou hij het niet meer doen.
A
de
B
het
C
een
