Mixed tenses

Grammar: verb tenses
Present simple
Past simple
Present continuous
Past continuous
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar: verb tenses
Present simple
Past simple
Present continuous
Past continuous

Slide 1 - Slide

Tenses (=werkwoordstijden)
Je kent al een heel aantal tenses, maar al die namen zijn zo moeilijk te onthouden...
Of toch niet? 
De namen van de tenses zijn heel logisch opgebouwd. Als je de 5 basistermen kent, kun je de namen van alle tenses makkelijk onthouden! 

Slide 2 - Slide

De 5 basistermen
1. present = tegenwoordig  of   past = verleden
2. simple = onvoltooid  (dus NIET met een volt.deelw.)
    continuous  = duurvorm  (ing-vorm)
    perfect = voltooid (dus met 'have' + volt.deelw.)

That's it!

Slide 3 - Slide

X
X
X
X

Slide 4 - Slide

Hoe weet je welke werkwoordvorm je moet invullen in een zin?
She lived in the UK in 2004.
They often go to the beach.
I am listening at the moment. 
1. Zoek naar tijdsbepalingen of signaalwoorden in de zin. 
2.  Bepaal of de zin in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staat.
3. Als je de theorie goed geleerd hebt moet het lukken 

Slide 5 - Slide

Present simple signaalwoorden:
Always
often
usually
sometimes
hardly ever 
never 
every

Study!

Slide 6 - Slide

present simple
Wordt gebruikt voor gewoontes, feiten, algemene waarheden:
He always goes to school by bike.
We never take the bus.
She sometimes eats at McDonalds.
Babies usually cry when they are hungry.
Water boils at 100 degrees. (feit)
Let op met ontkenningen/vragen: Do/does  + hele werkwoord
She doesn't use make-up.
Do they sell computers here?

Slide 7 - Slide

present continuous
Wordt gebruikt voor iets dat nu bezig/aan het gebeuren is:
Dad is painting the door.
You are looking at your computer right now.
I am not talking about you.
Is he driving home right now?

Vaak zou je in het Nederlands ... aan het ... zeggen

Slide 8 - Slide

Present continuous signaalwoorden:

Now
Right now
at the moment
currently
Look!
Listen!

Study!

Slide 9 - Slide

Past simple & Past continuous
  • past simple: een handeling uit het verleden die nu is afgesloten
      Bv.  Dad came home at six o'clock.
      Ontkennend: Dad didn't come home at six o'clock.
      Vraag: Did Dad come home at six o'clock?
  • past continuous: een handeling die in het verleden een tijdje bezig was (beschrijving van wat er aan het gebeuren/bezig was).
      Bv.  We were talking about our favourite Nexflix series.
      Ontkenning: We weren't talking about our favourite Netflix series.
      Vraag: Were we talking about our favourite Nexflix series?


Slide 10 - Slide

Past tenses signaalwoorden
... ago  --->  2 months ago, 5 years ago
last ....  ---> last year, last night, last summer
in + jaartal ---> in 2007, in 1645, in 1985
when ... ---> when I was little, when I was young
yesterday
Study!

Slide 11 - Slide

Past simple & Past continuous
komen vaak samen in één zin voor, als je wil beschrijven dat één handeling bezig was toen er opeens nog iets anders gebeurde.

De handeling die bezig was (een tijdje duurde) krijgt de past continuous.
De handeling die plotseling erbij komt (kortere handeling) krijgt de past simple.

Slide 12 - Slide

Voorbeelden
My parents were watching TV when I came home. 
He was doing homework when he heard the news. 
I was cooking when I cut my finger.

Slide 13 - Slide

Maak het stencil (classroom)

Slide 14 - Slide