Herhaling cursus 5.2 monniken en ridders

Herhaling cursus 5
Vandaag
  • Uitleg paragraaf 5.2
  • Opdrachten maken (zie het whiteboard)
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling cursus 5
Vandaag
  • Uitleg paragraaf 5.2
  • Opdrachten maken (zie het whiteboard)

Slide 1 - Slide

Paragraaf 5.2
Monniken en ridders

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over paragraaf 5.2?

Slide 3 - Mind map


Het Frankische Rijk
751-870



  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer over bijna heel Europa

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide


Graaf en graafschappen

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen. Daarom verdeelde hij zijn gebied in graafschappen.
  • Daar kreeg hij hulp van graven: mannen die met hem meevochten.

  • Zij moesten ridders leveren als Karel de Grote oorlog ging voeren. 

Slide 6 - Slide

In welke groep behoorden de graven?
A
Ridders
B
Geestelijken
C
Boeren
D
Adel

Slide 7 - Quiz

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 8 - Slide

Veel plichten, weinig rechten

  • De boeren die op het land van de heer werkten, waren horigen. Zij moesten gehoorzaam zijn aan de heer. Zij 'hoorden' bij het land.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.
  • In ruil hiervoor kregen de horigen bescherming van de heer.

Slide 9 - Slide


Geestelijken


  • Deze mensen waren heel hun leven bezig met het geloof.
  • Priesters waren de baas in de kerk. Zij hielden een preek, waarin zij het woord van God vertelden.

Slide 10 - Slide


Kloosters



  • Monniken en nonnen woonden en leefden vaak heel simpel.

  • Zij woonden in een klooster, waar ze leerden lezen en schrijven. 

Slide 11 - Slide

Waren er nog meer voordelen aan het leven in een klooster? Welke?

Slide 12 - Open question


Leven in een klooster

Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen


  • In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
  • Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.




Slide 13 - Slide




  • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven. 
  • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

Slide 14 - Slide