Tekstverbanden en signaalwoorden

DEZE LES
1. 
2. 
3. 

LESDOELEN
- Je kunt 
- Je weet 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

DEZE LES
1. 
2. 
3. 

LESDOELEN
- Je kunt 
- Je weet 

Slide 1 - Slide

Welke tekstverbanden ken je?

Slide 2 - Mind map

Tekstverbanden
Opsomming
Oorzaak-gevolg
Redengevend
Conclusie
Tegenstelling
Tijd (chronologisch)
Voorbeeld

Slide 3 - Slide

Wat is het nut van tekstverbanden?

Slide 4 - Open question

Zie de verschillen!

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
'want' geeft een reden aan. Je kunt hier ook ‘namelijk’ gebruiken (uit hetzelfde rijtje).
'maar' geeft een tegenstelling aan, net als ‘echter’ (uit hetzelfde rijtje)
'ook' duidt op een opsomming, net als 'en' (uit hetzelfde rijtje)
'vast niet meer' geeft een min of meer logisch gevolg aan.
'kortom' vat een tekst heel mooi samen. ‘Al met al’ was een mooi alternatief geweest (uit hetzelfde rijtje).

Wat valt je op? 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 8 - Mind map

Signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden: 'eerst, 'daarna', 'vervolgens' horen bij:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd (chronologisch)

Slide 10 - Quiz

Signaalwoorden voor een tegenstelling zijn:
A
zoals, bijvoorbeeld
B
allereerst, daarna
C
maar, daarentegen
D
dus, concluderend

Slide 11 - Quiz

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde zijn:
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat

Slide 12 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

De schrijver gebruikt de signaalwoorden 'maar', 'daarentegen', 'echter' en 'hoewel'. Met deze signaalwoorden wordt een ... beschreven.
A
Tegenstelling
B
Opsomming in de tijd
C
Tijdsverband
D
Conclusie of samenvatting

Slide 14 - Quiz

Bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere...
Deze signaalwoorden horen bij:

A
Tijdsverband (chronologisch)
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Eerlijk zijn: als je een tekst leest, kijk je dan ook naar die signaalwoorden/de tekstverbanden?
A
Ja
B
Nee
C
Moet ik gaan doen...
D
Soms

Slide 16 - Quiz

EINDE VAN DE LES

Slide 17 - Slide