Creatief schrijven - formuleren

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe vaak schrijf je een tekst die langer is dan vijf zinnen?
A
elke dag
B
een keer per week
C
bijna nooit
D
een keer per maand

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
  1. Lesdoel : Creatief schrijven adhv een stappenplan
  2. Opdracht 5 van de reader is af!

Dit is ook de laatste opdracht.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Na de les kan/weet ik:
  • de signaalwoorden goed toepassen (want, dus, ten eerste, daarom, zodat, daardoor, bovendien, terwijl)
  • korte en lange zinnen afwisselen in een zelfgeschreven tekst
  • Actieve zinnen maken
  •  directe rede toepassen in een tekst

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vraagje?
Wie schrijft er wel eens verhalen? 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3: Fictief verhaal
Voorwaarden:

  • Het verhaal moet minimaal 250 woorden bevatten
  • Je schrijft in de verleden tijd
• Fictief verhaal bevat minimaal drie zinnen met directe rede .
(De docent zei: “In het fictieve verhaal moeten minimaal drie zinnen met directe rede staan.” )
  • Zelf verzonnen



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Klaar voor de start?
  1. Open een Word-document

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bedenk een verhaallijn
Het bestaat uit zes zinnen die een verhaal opbouwen:
Er was eens …
Elke dag …
Op een dag …
Daardoor …
Daarom …
Totdat eindelijk …







Slide 9 - Slide


Met deze structuur leren leerlingen oorzaak-gevolgrelaties herkennen en krijgen ze houvast om hun eigen verhalen of verklaringen te formuleren.
Kijk bijvoorbeeld eens naar het verhaal van Toy Story:
Er was eens een jongen, Andy. Elke dag speelde hij met zijn favoriete speelgoed, Woody. Op een dag kreeg Andy nieuw speelgoed, Buzz Lightyear. Daardoor was Woody niet langer Andy's favoriete speelgoed. Daarom probeert Woody van Buzz af te komen. Totdat ze uiteindelijk vrienden worden.
Dit is een vereenvoudigde versie van de film. Maar het geeft wel de essentie van het verhaal. Deze structuur geeft een goede basis om aan een verhaal te beginnen. Het geeft duidelijkheid over wie je hoofdpersoon wordt, wat hun belangrijkste conflict is en waar je wilt dat ze eindigen. Daarna kun je de details invullen.

Kijk bijvoorbeeld eens naar het verhaal van Toy Story:
Er was eens een jongen, Andy. Elke dag speelde hij met zijn favoriete speelgoed, Woody. Op een dag kreeg Andy nieuw speelgoed, Buzz Lightyear. Daardoor was Woody niet langer Andy's favoriete speelgoed. Daarom probeert Woody van Buzz af te komen. Totdat ze uiteindelijk vrienden worden.

Dit is een vereenvoudigde versie van de film. Maar het geeft wel de essentie van het verhaal. Deze structuur geeft een goede basis om aan een verhaal te beginnen. Het geeft duidelijkheid over wie je hoofdpersoon wordt, wat hun belangrijkste conflict is en waar je wilt dat ze eindigen. Daarna kun je de details invullen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bedenk een verhaallijn
Het bestaat uit zes zinnen die een verhaal opbouwen:
Er was eens …
Elke dag …
Op een dag …
Daardoor …
Daarom …
Totdat eindelijk …

Schrijf in de verleden tijd!!!





timer
10:00

Slide 11 - Slide


Met deze structuur leren leerlingen oorzaak-gevolgrelaties herkennen en krijgen ze houvast om hun eigen verhalen of verklaringen te formuleren.
Kijk bijvoorbeeld eens naar het verhaal van Toy Story:
Er was eens een jongen, Andy. Elke dag speelde hij met zijn favoriete speelgoed, Woody. Op een dag kreeg Andy nieuw speelgoed, Buzz Lightyear. Daardoor was Woody niet langer Andy's favoriete speelgoed. Daarom probeert Woody van Buzz af te komen. Totdat ze uiteindelijk vrienden worden.
Dit is een vereenvoudigde versie van de film. Maar het geeft wel de essentie van het verhaal. Deze structuur geeft een goede basis om aan een verhaal te beginnen. Het geeft duidelijkheid over wie je hoofdpersoon wordt, wat hun belangrijkste conflict is en waar je wilt dat ze eindigen. Daarna kun je de details invullen.

Hoe nu verder?
Schrijf zo beeldend mogelijk . 

 ‘Op straat loopt een man’ ->  ‘lopen’ is het actieve werkwoord. Maar lopen is een neutrale beschrijving van de handeling. Wat doet de man echt? Holt hij? Schuifelt hij? Drentelt hij? Huppelt hij? 

Verwoord gevoelens:
Angstig om zich heen kijkend schuifelt de  oude man op straat. 

Slide 12 - Slide

Maak het beeldend! Wat jij in gedachten ziet, probeer dat zo goed mogelijk te verwoorden.
Afwisseling
Wissel korte en lange zinnen af.



Gebruik signaalwoorden.....
ten eerste, dus, daarom, zodat, en, bovendien, tevens, omdat, maar, want...


Buiten kwam het water met bakken uit de hemel. De jas van de oude man was helemaal doorweekt en zijn hoed beschermde zijn gezicht nauwelijks tegen de koude regendruppels.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd
Schrijf het verhaal in de verleden tijd!!!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Directe rede


  • Maak in de verhaal ook gebruik van de directe rede. Het verhaal wordt zo levendiger en spannender om te lezen.

  • Opeens schreeuwde hij: "Waar denk je wel waarmee je bezig bent!"

  • "Ik ben alleen maar even aan het rondkijken", antwoordde ik vriendelijk.

Directe rede schrijf je in de tegenwoordige tijd 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Indirecte rede


  • Directe rede:
    Hij vroeg: "Wat wil je drinken?"
  • Indirect: 
    Hij vroeg wat ik wilde drinken.
  • Directe rede:
"Hou eens op!" schreeuwde hij.
  • Indirect:
Hij schreeuwde dat ik op moest houden 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Let ook op:

  1. Is de tekst vloeiend....loopt het?
  2. Leestekens
  3. Spelling en grammatica


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verhaal af?
Volgende les gaan we Chat.GPT gebruiken om het spannender, romantischer, etc. te maken. 
Wat valt je op tussen de beide verhalen?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions