Hoofdstuk 13 Gewicht les 4

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 13 

Gewicht 

les 4

Weten we het nog?

herhaling van vorige week.

1 kilogram =

1. 10 gram
2. 100 gram
3. 1000 gram
4. 10 000 gram

2 kilogram is...

1. 20 gram
2. 200 gram
3. 2000 gram
4. 20.000 gram

5 kilogram is ...

1. 50 g
2. 500 g
3. 5000 g
4. 50 000 g

4000 gram is ......kilogram

1. 4 kg
2. 40 kg
3. 4, 2 kg
4. 400 kg

3000 gram is ... kilogram

1. 30
2. 300
3. 3
4. 100

400 gram
=
....... kg

1. 4
2. 0,4
3. 40
4. 0,04

0,8 kg
=
..... gram

1. 8
2. 80
3. 800
4. 8000

1.200 gram
=

1. 1 kg en 200 gram
2. 12 kg
3. 10 kg en 200 gram
4. 1 kg en 2 gram

4.100 gram
=

1. 41 kg
2. 4 kg en 100 gram
3. 40 kg en 10 gram

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.

  Gram en kilogram   

Je kunt een gewicht in kilogram en gram schrijven als kommagetal in kilogram.

Deze aardappelen wegen:

3 kg en 500 gram. Ze wegen 3,5 kg

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.

12.3  Gram en kilogram   

Als iets meer dan 1.000 gram weegt, kun je het gewicht schrijven als kommagetal in kilogram.

Deze wortels wegen 1.200 gram

Dit is:

1 kg en 200 gram. Ze wegen: 1,2 kg

3.300 gram is ......kilogram

1. 330 kg
2. 33 kg
3. 3300 kg
4. 3,3 kg

De kaas weegt 2.400 gram.
Hoeveel weegt de kaas?

1. 24 kg
2. 2,4 kg
3. 2 kilogram en 4 gram

Het hondenvoer weegt 2.500 gram.
Hoeveel kg weegt het hondenvoer?

1. 25 kg
2. 0,25 kg
3. 2,5 kg