Voorzetselvoorwerp

Grammatica
redekundig ontleden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
redekundig ontleden

Slide 1 - Slide

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 2 - Open question

Welke vraag stel je om een meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 3 - Open question

Welke koppelwerkwoorden ken je nog?

Slide 4 - Open question

Vandaag:
leer je hoe je een voorzetselvoorwerp in een zin kunt vinden

Slide 5 - Slide

redekundig

1. persoonsvorm
2. hww / zww / kww
3. zinsdelen
4. wg / ng
5. onderwerp
6. lijdend voorwerp
7. meewerkend voorwerp
8. voorzetselvoorwerp
9. bijwoordelijke bepaling
taalkundig

- olw / blw
- znw
- bnw
- hww / zww / kww
- vz
- bw 

Slide 6 - Slide

Voorzetselvoorwerp
- een zinsdeel dat begint met een voorzetsel
- er is een vaste combinatie tussen een werkwoord en het voorzetsel (het voorzetsel is niet letterlijk)

bijvoorbeeld:
boos zijn op (iemand), ergeren aan (iemand), lachen om, lijken op

Slide 7 - Slide

Voorbeelden:
   ow               wg           bwb            vzv
Michiel  /  luistert  / graag  / naar muziek.                  (luisteren naar)
                       zww

ow   ng      ng (nd)             vzv
Ik / ben / slecht / in het onthouden van namen.     (slecht zijn in)
      kww

Slide 8 - Slide

Voorbeelden:
ow   wg          wg                bwb
Ik / sta / te wachten / op het station.           (X sta op)
        hww       zww

wg      ow            lv                   bwb          wg                   vzv
Heb /  jij / de leerlingen / goed / voorbereid / op die toets?
hww                                                           zww              


Slide 9 - Slide

Ik wacht hier op jou.
vzv?
A
hier
B
op
C
op jou
D
ik

Slide 10 - Quiz

De weerman heeft gewaarschuwd voor mist.
vzv?
A
heeft gewaarschuwd
B
voor mist
C
gewaarschuwd voor
D
voor

Slide 11 - Quiz

Wil jij tijdens de vakantie voor mijn planten zorgen? VZV?

Slide 12 - Open question

Wij denken vaak aan onze familie.
VZV?

Slide 13 - Open question

Ik hou van jou!
VZV?

Slide 14 - Open question

Kun jij antwoord geven op die vraag?
VZV?

Slide 15 - Open question

Snap je hoe je het voorzetselvoorwerp kunt vinden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Nu:
- Vul de leerdoelenkaart in en 'Waar sta je nu?' (grammaticaboekje).
- Maak oefening 2 (blz. 14, 15, 16)

Slide 17 - Slide