Les 6: grammatica (b5.5/ k5.5)

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel



timer
0:30
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel



timer
0:30

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.

B: blok 5, lezen, §5.13, opdracht 31
K: blok 5, over taal, §5.13, opdracht 30


timer
3:00
BK

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
Basis: 
- Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
- Ik kan een zin maken middels een bouwplan

Kader:
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen en benoemen
B: blok 5, §5.5, blz 192
K: blok 5, §5.5, blz 223

Slide 4 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
delen - uitwisselen

Haal de pv en het wwg uit de volgende zinnen:
1. Onze kat had een muis gevangen.
2. De wiskundeleraar tekent een driehoek.
3. De wedstrijd zal een kwartier later beginnen.
4. Dit tijdschrift was al na twee dagen uitverkocht. 
5. Hadden jouw ouders mijn e-mail ontvangen?
6. Wil jij je broertje straks van school halen? 

Slide 5 - Slide

 Basis 

1. Uitleg over zinsdelen

2. ZW aan de opdrachten of studygo

3.  ZW aan de opdrachten of studygo
Kader

1. studygo; woorden blok 5 oefenen.

2. Uitleg over bijvoeglijk naamwoord

3. ZW aan de opdrachten of studygo


Slide 6 - Slide

zinsdelen
Weet je nog: Je bouwt met stukjes informatie een zin. De zin wordt steeds langer. Je noemt deze stukjes zinsdelen. Elk zinsdeel geeft informatie over de zin. Bijvoorbeeld: 
- wanneer, waar, waarheen, hoe?

Een zinsdeel kan uit één woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meer woorden.

De woorden van een zinsdeel horen bij elkaar. Je kunt de volgorde van de zinsdelen veranderen, maar de woorden van het zinsdeel blijven bij elkaar.

kader: studygo
Uitleg basis

Slide 7 - Slide

Bouwplan


1. Welke werkwoorden staan er in de zin?
2. Wie doet dit?
3. Wanneer doet ze dit?
4. Waar doet ze dit?
5. Wat is in deze zin de PV?
6. Wat is in deze zin het wwg?
7. Hoeveel zinsdelen tel je?
8. Welke zinsdelen tellen één woord?
Ezra praat na schooltijd in de kantine. 

Slide 8 - Slide

Geef in de zinnen aan wat de pv is en wat het wwg
zin
pv
wwg
De hond mocht in de tuin spelen
Vond jij deze film ook zo spannend?
Ik kan dat niet geloven 
Zet jij na de les de stoelen op de tafel?
Alle leerlingen van mijn klas betaalden een euro

Slide 9 - Slide

Maak de zin langer met de zinsdelen die antwoord geven op de vraag.
Wie?
Wat gebeurt er?
Wanneer?
Waar?
Wat?
Ise 
verzorgt 
Maya 
typt
Job 
kreeg

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Je kunt een zin in zinsdelen verdelen. Je kent al twee namen van zinsdelen: het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp . Het werkwoordelijk gezegde is één zinsdeel, ook al staan de werkwoorden niet bij elkaar.

Woorden in een zin kun je benoemen: werkwoord , zelfstandig naamwoord of lidwoord bijvoorbeeld. 

Werkwoorden hebben een bepaalde vorm in de zin: de persoonsvorm, het hele werkwoord of het voltooid deelwoord.
basis: aan het werk
§5.5, opdr 9, 10, 11
Uitleg kader

Slide 11 - Slide

Je kunt zinsdelen aanvullen door kenmerken of eigenschappen van de zelfstandige naamwoorden toe te voegen. Deze kenmerken of eigenschappen noemen we bijvoeglijke naamwoorden.

Het bijvoeglijk naamwoord zegt dus iets over het zelfstandig naamwoord. 
BV: de blauwe jas
de grote tafel
de mooie tekening

Het bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie. 

Slide 12 - Slide

Ff oefenen
Welk bijvoeglijk naamwoord zie jij in de volgende zinnen staan?

1. Op een zomerse dag ga ik het liefst naar het strand. 
2. Daar lees ik dan graag een romantisch boek. 


tip van Flip
Zoek eerst de zelfstandige naamwoorden in een zin, en bekijk dan over woorden voor staan die iets meer vertellen over het zelfstandig naamwoord 

Slide 13 - Slide

Aan het werk
B: blok 5, grammatica, §5.5, opdracht 9, 10, 11 
K: blok 5, grammatica, §5.5, opdracht 9, 10, 11

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek
niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 14 - Slide

Afsluiting 
- De zin bestaat uit 5 zinsdelen. Welk zinsdeel geeft antwoord op de vraag waarheen? Waar geven de ander zinsdelen antwoord op?
             Mijn vader brengt de auto morgen naar de garage. 

- Noem de bijv. nw in de volgende zin
           Het aardige meisje werkte met haar klasgenootje aan een moeilijk project.
            

Slide 15 - Slide

Huiswerk
B: blok 5, grammatica, §5.5, opdracht 9, 10, 11 
K: blok 5, grammatica, §5.5, opdracht 9, 10, 11

Slide 16 - Slide