Wechselpräpositionen 3H

Wechsel
Präpositionen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wechsel
Präpositionen

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over keuzevoorsetzels?

Slide 2 - Mind map

Er zijn 9  zogenaamde "Wechselpräpositionen".
-Wechseln- betekent veranderen.
Ze kunnen iets veranderen in de zin, de ene keer vragen ze om een 3e naamval, de andere keer om de 4e naamval (van het lidwoord dat na hen komt).
Maar wanneer kies je wat?
En, hoe herken je ze?
?

Slide 3 - Slide

Eerst de betekenis.
Zoals je ziet geven ze allemaal een plaats aan.
Auf = op 
Hinter = achter 
In = in, naar 
Neben = naast 
Über = boven, over 
An = aan, bij, naar 
Unter = onder 
Vor = voor 
Zwischen = tussen

Slide 4 - Slide

 ergens zijn (let op ww sein) / op een plaast iets doen
ergens heengaan
(Keine Bewegung) +3
(Da gibt eine bewegung) +4
Maar welke naamval moet je wanneer kiezen?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Frage
Er wartet vor der Polizeistation

Vor ist eine Wechselpräposition:

Handelt  es sich  in diesem fall um den 3. oder 4. Fall

Slide 7 - Slide

Frage
Ich gehe in die Schule
In ist ein Wechselpräposition

Handelt  es sich  in diesem fall um den 3. oder 4. Fall

Slide 8 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Staat er een voorzetsel voor het zelfstandig naamwoord?
Stap 2: Is het lidwoord uit de der Gruppe of de ein Gruppe
Stap 3: Wat is het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
Stap 4: Kies uit het schema het juiste lidwoord (m - v - o of mv)
Stap 4: Kun je vragen: waar -> 3e naamval (Dativ)
Stap 5: Kun je vragen: waarheen -> 4e naamval (Akkusativ)
Stap 6: Kies de juiste schrijfwijze van je lidwoord

Slide 9 - Slide

Frage
Ich stelle mich an die Bushaltestelle (v)-Wohin
Der Hund setzt sich neben einen Baum(m) - Wohin
Ich warte jetzt an der Bushaltestelle (v) -Wo
Der Ball liegt unter dem Auto (o) - Wo

Slide 10 - Slide