samenvatting 3.3+3.4

planning
eerst uitleg: Herhaling 3.3+3.4 waterkringloop
daarna: oefenvragen
klein filmpje
zelfstandig aan de slag
afsluiten
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

planning
eerst uitleg: Herhaling 3.3+3.4 waterkringloop
daarna: oefenvragen
klein filmpje
zelfstandig aan de slag
afsluiten

Slide 1 - Slide

seizoenen
  • Aarde draait in 1 jaar om de zon (seizoenen) 
  • Aarde draait dagelijks om eigen as (dag/nacht)       

Slide 2 - Slide

Kreeftskeerkring                    Steenbokskeerkring
- 23,5˚ NB                                       - 23,5˚ ZB
- 21 juni zon loodrecht              - 21 december zon loodrecht

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

De  waterkringloop
  • De voortdurende verplaatsing van water over de aarde heet kringloop van het water. 
  • De  waterkringloop wordt aangedreven door de zon.

Slide 5 - Slide

Waterkringloop

Slide 6 - Slide

Water, waterdamp en ijs
Water (H2O) komt voor in drie toestanden:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)

Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene toestand in de andere = waterkringloop

Slide 7 - Slide

Hoe ontstaat neerslag?
  1. water wordt verwarmd
  2. water verdampt
  3. warme lucht met waterdamp stijgt op
  4. warme lucht met waterdamp koelt af
  5. afgekoelde waterdamp vormt stoom/wolken

Slide 8 - Slide

Soorten neerslag
Stijgingsregens:
  • Warme lucht is licht en stijgt op.
  • De lucht koelt af.
  • De waterdamp zal vervolgens gaan condenseren.
  • Er ontstaan wolken.
  • Komt waar voor?

Slide 9 - Slide

Soorten neerslag
  • Lucht wordt tegen de berg omhooggestuwd (loefzijde)
  • De lucht koelt af.
  • De waterdamp condenseert en het gaat regenen =stuwingsregen.
  • Aan de andere kant ligt de lijzijde .
  • Daar daalt de lucht en warmt op.
  • Hier blijft het droog =  regenschaduw

Slide 10 - Slide

Soorten neerslag
Frontale regens (=botsing van twee luchtsoorten):
Passeren koufront:
  • De zwaardere koude lucht dringt onder de lichtere warme lucht.
  • Warme lucht stijgt snel op,  koelt af en condenseert: regen.
  • Kort + buien

Passeren warmtefront:

  • De warme lucht schuift over de koude lucht.
  • Langduring + (mot)regen

Slide 11 - Slide

Op lage breedte heb je seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

de seizoenen zijn er dus omdat:
A
de aarde draait
B
de aarde rond is
C
de aarde scheef staat
D
de aarde om zon draait

Slide 13 - Quiz

gas
vloeibaar
vast

Slide 14 - Drag question

Als het 21 Juni is waar staat de zon dan loodrecht op?
A
Steenbokskeerkring (23.5 Z.B.)
B
Kreeftskeerkring (23.5 N.B.)

Slide 15 - Quiz

Rond de evenaar is er veel stijgingsneerslag omdat
A
Er weinig verschillende seizoenen zijn
B
De zonkracht hier voor veel opstijgende lucht zorgt
C
Door de windrichting vanuit zee
D
Er veel planten en bomen aanwezig zijn

Slide 16 - Quiz

Als het 21 december is het dan op de noordpool pooldag?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Hoe ontstaat ook alweer stuwingsneerslag?
A
De botsing van koude en warme lucht
B
Door gebergten die de lucht doen opstijgen
C
Door sterke opwarming van de lucht door zon
D
Door aanwezigheid van veel vochtige lucht

Slide 18 - Quiz

Wat is de waterkringloop?
A
De voortdurende verplaatsing van water over de aarde
B
De voortdurende verplaatsing van water door de lucht
C
Het geheel van verdamping en condensatie
D
Water dat in een kringetje over de aarde verdeeld is

Slide 19 - Quiz

Heb je de stof begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

filmpje

Slide 21 - Slide

zelfstandig aan de slag
Je kan aan de slag met de volgende taken:
  1. alles nakijken en verbeteren
  2. keuze opdracht 2
  3. vogelvlucht opdracht
  4. samenvattingsopdrachten (aanrader)
  5.  leren voor toets of samenvatting maken

daarna -> geogeussr, lichess/chess.com, https://www.topomania.net/ of aan een ander vak werken

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Waar op deze foto zie je zoetwater?
In de....
A
Zeeën
B
Oceanen
C
Atmosfeer

Slide 26 - Quiz

Op aarde is er meer?
A
Zoet water
B
Zout water

Slide 27 - Quiz

Het meeste zoete water is...
A
bevroren
B
grondwater
C
in rivieren
D
in meren

Slide 28 - Quiz