Place and time in sentences

Unit 5  
Woordvolgorde
plaats  komt vóór tijd
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Unit 5  
Woordvolgorde
plaats  komt vóór tijd

Slide 1 - Slide

Woordvolgorde.
Plaats en tijd  staan meestal achteraan in de zin.
Onthouden als ezelsbruggetje!    P I E T 
PLAATS   KOMT   VOOR   TIJD   (P komt voor de T)

We play  football in the park every weekend.
I'm going to London on Monday.

Slide 2 - Slide

1 goes/ 2 outside/ 3 The cat / 4 at night

Slide 3 - Open question

1 goes / 2 every day / 3 She / 4 to school

Slide 4 - Open question

2 football / 1 Eric / 3 after school / 4 plays / 5 in the park

Slide 5 - Open question

4 is making / 1 He / 3 at the moment / 2 breakfast / 5 in the kitchen

Slide 6 - Open question

3 to the club / 1 The girls / 2 go / 4 on Saturdays

Slide 7 - Open question

2 o'clock / 1 School / 3 at / 4 eight / 5 starts

Slide 8 - Open question

1 I / 2 home / 3 going / 4 am / 5 now

Slide 9 - Open question

1 Simon / 2 on Fridays / 4 the dishes / 3 washes

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Wie-doet-wat-waar-wanneer?
Onderwerp - alle werkwoorden - lijdend voorwerp - plaats - tijd
Niet alle zinnen bevatten alle zinsdelen! (waar & wanneer)
Let op! Bepalingen (van tijd en plaats) staan meestal achteraan maar kunnen ook vooraan staan (nadruk op te leggen).

Onthouden als ezelsbruggetje!

Slide 12 - Slide

Examples!

in the afternoon - hang out- at the cafè- My friends and I

I - to school - take the bus- on Tuesday

is going - in the winter - Riley- to Melbourne

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

How was this lesson?
Did you like the lesson?

Was it easy/hard?

What did you learn today?

Write down your tips and tops in Teams chat!

Slide 15 - Slide