Woordenschat H3 les 1




- Uitleg vast voorzetsel en voorzetseluitdrukkingen
- Samen: opdracht 1, blz. 146
- Zelf maken: opdracht 2 en 3, blz. 148 en 149. Niet af? 
- Huiswerk voor maandag 1-4
- Afsluiting
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




- Uitleg vast voorzetsel en voorzetseluitdrukkingen
- Samen: opdracht 1, blz. 146
- Zelf maken: opdracht 2 en 3, blz. 148 en 149. Niet af? 
- Huiswerk voor maandag 1-4
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

Vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: vertrouwen op, beschikken over, zich schamen voor.

Slide 2 - Slide

Vast voorzetsel

De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat.

Bijvoorbeeld:

Ik houd kippen in de tuin.


Ik houd van kip met appelmoes.

Slide 3 - Slide

Ik ben benieuwd ... de cijfers.
A
naar
B
bij
C
met
D
over

Slide 4 - Quiz

Hij is verantwoordelijk ... de organisatie van het feest.
A
aan
B
op
C
voor
D
met

Slide 5 - Quiz

Ik moest hem herinneren .... de afspraak.
A
naar
B
aan
C
van
D
voor

Slide 6 - Quiz

Hij wilde niet ingaan .... mijn voorstel.
A
aan
B
met
C
tot
D
op

Slide 7 - Quiz

In overeenstemming ... onze afspraak was hij er om tien uur.
A
in
B
bij
C
voor
D
met

Slide 8 - Quiz

Ik ga maar af ... wat de dokter zegt.
A
bij
B
op
C
naar
D
voor

Slide 9 - Quiz

Voorzetseluitdrukkingen
Voorzetseluitdrukkingen zijn woordcombinaties die je kunt vervangen door één woord.

Bekijk de volgende voorbeelden maar eens.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Met.....van
Onder......van
Ter.......van
Met....tot
Op.... van
grond
behulp
betrekking
invloed
gelegenheid

Slide 13 - Drag question

Geef een voorbeeld van een voorzetseluitdrukking en van een werkwoord met een vast voorzetsel.

Slide 14 - Open question