Na de onbeperkte vrijheid van het
expressionisme breekt rond 1920 een periode aan waarin voor alle
kunsten nieuwe regels worden geformuleerd,
zoals bij abstracte kunst (Mondriaan, Malevich) en
in de muziek bij bv. Schönberg. Die nieuwe regels
staan los van de (academische) tradities.
Er wordt meer internationaal samengewerkt: de
nieuwe regels overstijgen nationale verschillen.