Voorbeelden 'afleidingen'
Je mag even een half uurtje gamen.
gamen = WWHet gamen mag een half uurtje. het gamen = ZN
Sam kan morgen de juf bellen. bellen = WW
Het bellen naar de juf kan Sam morgen. het bellen = ZN
! bij de voorbeelden is 'het' voor het hele werkwoord gezet