4V K2C: Modalverben zum Schluss

Modalverben
wie war das nochmal?
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Modalverben
wie war das nochmal?

Slide 1 - Slide

Lernziel

Testen inwiefern du die Modalverben im Präsens und Präteritum beherrschst. 

Slide 2 - Slide

Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo 
Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo!

Slide 3 - Slide

Wat betekent 'dürfen' ?

Slide 4 - Open question

Wat betekent 'können' ?

Slide 5 - Open question

Wat betekent 'mögen' ?

Slide 6 - Open question

Wat betekent sollen ?

Slide 7 - Open question

Präsens
Die folgenden Übungen stehen im Präsens

Slide 8 - Slide

Naar welke letter verandert de stamklinker in het enkelvoud van:

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 9 - Quiz

Naar welke letter verandert de stamklinker van 'müssen' in het enkelvoud ?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 10 - Quiz

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 11 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 12 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen)?
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 13 - Quiz

Herr Wavrinsky, das ...... (können) Sie doch nicht machen?
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 14 - Quiz

Ich ........... zur Toilette!
Nein, ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 15 - Drag question

Präteritum
Jetzt folgen noch einige Übungen im Präteritum

Slide 16 - Slide

Welke uitgangen komen er achter de verleden tijd van modale werkwoorden?
A
enkelvoud: -e / -st / -t meervoud: -en / -t / -en
B
enkelvoud: x / -st / x meervoud: -en / -t / -en
C
enkelvoud: -te / -test / -te meervoud: -ten / -tet / -ten
D
enkelvoud: x / -est / x meervoud: -ten / -tet / -ten

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de stamklinkers van de modale werkwoorden in de verleden tijd?
A
waar mogelijk verdwijnt de Umlaut in het enkelvoud
B
die verandert, behalve bij sollen en wollen
C
waar mogelijk krijgen die een Umlaut
D
waar mogelijk verdwijnt de Umlaut in het meervoud

Slide 18 - Quiz

Warum ...... (können) er letzten Monat nicht kommen?
A
könnt
B
könnte
C
kannte
D
konnte

Slide 19 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr auf der Party bleiben?
A
smurft
B
durft
C
durftet
D
dürftet

Slide 20 - Quiz

Früher ....... (mögen) er keine Cola.
A
möchte
B
mochte
C
mag
D
mögt

Slide 21 - Quiz

Wie ...... (können) Sie wissen, dass ich gespickt habe?!
A
konnten
B
könnten
C
können
D
konnt

Slide 22 - Quiz

Zoek de juiste vormen van het werkwoord wissen in de verleden tijd bij elklaar! Er blijven twee vormen over.
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
wusstest
wusste
wussten
wurst
wüsste
wussten
wusstet
wusste

Slide 23 - Drag question

Fertig, gut gemacht (hoffentlich!)

Slide 24 - Slide

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden krijg je bij de modale werkwoorden dezelfde uitgangen?
ich en du
du en er/sie/es
ich en er/sie es

Slide 25 - Poll

Bij de modale werkwoorden gebruik je bij de meervoudsvormen gewoon de regel feesttenten. Klopt dat?
Ja
Nee

Slide 26 - Poll

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Welk aspect van de modale werkwoorden vind je het moeilijkst?
De betekenis
De uitgangen in de t. t.
De uitgangen in de v. t.
Het verschil tussen müssen en sollen
Het verschil tussen dürfen en mögen
De stamklinkers in de t. t.
De stamklinkers in de v. t.

Slide 28 - Poll

Welke vraag heb je nog over de modale werkwoorden?

Slide 29 - Open question