M2 - Les 8 (T2 BS6)

WOENSDAG 16 NOVEMBER
PROEFWERK T2

ZIE STUDIEWIJZER VOOR FILMPJES + LEERVRAGEN + POWERPOINTS 
LESSONUP LESSEN STAAN BIJ DE INDIVIDUELE LESSEN
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WOENSDAG 16 NOVEMBER
PROEFWERK T2

ZIE STUDIEWIJZER VOOR FILMPJES + LEERVRAGEN + POWERPOINTS 
LESSONUP LESSEN STAAN BIJ DE INDIVIDUELE LESSEN

Slide 1 - Slide

T2 BS6 - Voedselbederf
Leerdoelen:
2.6.11 Je kunt manieren beschrijven om voedselbederf tegen te gaan.

Slide 2 - Slide

Voedselvergiftiging
Bacteriën en schimmels kunnen goed leven op groenten, vlees, fruit en ander voedsel. Daardoor kan het voedsel bederven. Bedorven voedsel kun je niet meer eten. Je wordt er ziek van. Je hebt dan een voedselvergiftiging. Dit is een afweerreactie die ontstaat door het eten van voedsel dat is besmet met giftige stoffen. Deze giftige stoffen worden geproduceerd door bacteriën of schimmels. Meestal kun je zien of ruiken dat voedsel niet meer goed is, maar niet altijd.

Slide 3 - Slide

Voedselvergiftiging
Salmonella is een bacterie. Salmonellabacteriën kunnen voorkomen in rauwe dierlijke producten, zoals vlees, vis en eieren, en op rauwe groente en fruit. De bacteriën kunnen zich zeer snel vermenigvuldigen, vooral bij temperaturen tussen 20 en 30 °C. Het is gevaarlijk om voedsel te eten dat is besmet met salmonellabacteriën. Een besmetting met salmonella geeft klachten als diarree, buikpijn en koorts. De bacteriën tasten de dunne darm aan en veroorzaken daar een ontsteking. De verschijnselen ontstaan meestal binnen 12 tot 36 uur en duren twee tot drie dagen.

Slide 4 - Slide

Aantekeningen
Voedselvergiftiging = infectie die ontstaat door het eten van voedsel dat is besmet met chemische stoffen, bacteriën of andere ziekteverwekkers.

Salmonellabacteriën = bacteriën die giftige afvalstoffen produceren.

Slide 5 - Slide

Voedsel conserveren
Voedsel kan worden behandeld, zodat het minder snel bederft. Door de behandeling gaan veel bacteriën en schimmels dood. De meeste bacteriën en schimmels kunnen niet leven bij lage of bij hoge temperaturen. Manieren om voedselbederf tegen te gaan, zijn:
• invriezen
• pasteuriseren
• steriliseren
• vacuüm verpakken
• drogen
• conserveermiddelen toevoegen

Slide 6 - Slide

Invriezen
Door de temperatuur van voedsel snel te verlagen naar −20 °C of lager, kun je voedsel in een diepvriezer enkele weken tot maanden goed bewaren. Deze temperatuur is voor bacteriën en schimmels te laag om zich te kunnen voortplanten. Zodra je het voedsel ontdooit, gaan bacteriën en schimmels zich weer snel vermenigvuldigen. Ontdooid voedsel uit een diepvriezer moet je dan ook snel bereiden. Je mag het niet opnieuw invriezen.

Slide 7 - Slide

Pasteuriseren
Door melk korte tijd tot 72 °Cte verhitten, gaan veel bacteriën en schimmels dood. Dit heet pasteuriseren. De melk wordt langer houdbaar, maar niet alle bacteriën en schimmels zijn dood. Daarom bewaar je gepasteuriseerde melk in de koelkast. Dit vertraagt de groei van bacteriën en schimmels.

Pasteuriseren = verhitten tot 72 ℃ (veel bacteriën en schimmels gaan dood).

Slide 8 - Slide

Steriliseren
Door steriliseren gaan alle bacteriën en schimmels dood. Dat komt doordat de temperatuur bij steriliseren hoger is dan bij pasteuriseren. Melk bijvoorbeeld wordt verhit tot 130–140 °C. Daarna wordt de melk verpakt en naverhit. Deze stappen moeten elkaar snel opvolgen, want als de melk langzaam afkoelt, kunnen er nieuwe bacteriën en schimmels in terechtkomen.
Steriliseren = verhitten tot 130-140 ℃ (alle bacteriën en schimmels gaan dood)

Slide 9 - Slide

Vacuüm verpakken
Voedsel kan ook vacuüm worden verpakt. Hierbij wordt alle lucht uit de verpakking weggezogen. Bacteriën en schimmels kunnen zich niet voortplanten door de afwezigheid van zuurstof. Een voorbeeld is koffie, die eerst wordt gebrand en daarna vacuümverpakt.

Slide 10 - Slide

Drogen
Door al het water aan een voedingsmiddel te onttrekken, kunnen bacteriën en schimmels zich niet voortplanten. Voorbeelden van gedroogde producten zijn melkpoeder, rozijnen en soep in droge vorm.

Slide 11 - Slide

Conserveermiddelen toevoegen
Door conserveermiddelen toe te voegen, worden de leefomstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn suiker, zout, zuur (bijvoorbeeld azijn), stikstof of sulfiet. Bijvoorbeeld:
• suiker in jam
• sulfiet in gedroogd fruit
• zout in olijven

Conserveermiddelen = stoffen die de leefomgeving voor bacteriën en schimmels ongunstig maken.

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak samenhang van T2
Lees de tekst van T2 BS6
Maak de opdrachten van T2 BS6
Maak de test jezelf van T2 BS6
Maak afsluiting van T2

Dit + werk van vorige les = huiswerk voor maandag.
WOENSDAG 16 NOVEMBER (VOLGENDE WEEK) = PROEFWERK T2


Slide 13 - Slide