4.3 Lezen les 2 1KGT

  • Pak je werkboek en doe deze open op blz. 29
  • Pen/potlood op tafel
  • Je zit op je vaste plek
4.3 Lezen 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

  • Pak je werkboek en doe deze open op blz. 29
  • Pen/potlood op tafel
  • Je zit op je vaste plek
4.3 Lezen 

Slide 1 - Slide

  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen
  • instructie herkennen
  • verwijswoorden herkennen
  • signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.


4.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:

Slide 2 - Slide

4.3 Lezen 
Leertekst Verwijswoorden blz. 29
In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, soms zelfs naar een hele zin. 
Een schrijver gebruikt verwijswoorden, zodat hij niet steeds dezelfde woorden hoeft te gebruiken. Daardoor leest een tekst prettiger.

Als je wilt weten waar een verwijswoord naar verwijst, stel je een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).


Slide 3 - Slide

Opdracht 12 en 13 blz. 31
huiswerk bespreken

Slide 4 - Slide

4.3 Lezen 
Leertekst Signaalwoorden: tijdsvolgorde blz. 33
Je weet dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea's. Bijvoorbeeld bij een opsomming of een tegenstelling.
Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. 
Die woorden vertellen in welke volgorde iets gebeurt.

Bijvoorbeeld:
Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze eerst haar konijn te eten. Daarna pakt ze haar fiets.




Slide 5 - Slide

4.3 Lezen
Verband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast, eerst
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
Leertekst Signaalwoorden: tijdsvolgorde blz. 33

Slide 6 - Slide

- Maak nu zelfstandig opdracht 17 t/m 20 op blz. 33-35
  Straks gaan we de antwoorden bespreken

zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 7 - Slide

- Klaar? werk aan je fictiedossier opdracht

zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 8 - Slide

  • signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven


4.3 Lezen
In deze paragraaf geleerd:

Slide 9 - Slide

              informeren                                 amuseren                  
4.3 Lezen
Leertekst tekstdoel - informeren en amuseren blz. 21

Slide 10 - Slide

4.3 Lezen 
Leertekst tekstdoel informeren -> instructie   blz. 27
Aan één soort informatieve tekst besteden we in extra aandacht,
namelijk aan de instructie: een uitleg in stappen hoe je iets moet doen.



Slide 11 - Slide

4.3 Lezen
Leertekst tekstdoel - informeren en amuseren blz. 21
tekstdoel
wat wil de schrijver
voorbeeld
informeren
de lezer informatie geven over een onderwerp
nieuwbericht (ook website), krant, brief, handleiding, lesboek
amuseren
de lezer vermaken (plezier laten hebben)
leesboek, strip, songtekst

Slide 12 - Slide

  • Bespreken van de opdrachten 6, 7 en 8 op blz. 28
  • Samen lezen tekst 3 en maken opdracht 9 op blz. 29

4.3 Lezen
Samen aan de slag

Slide 13 - Slide

4.3 Lezen 
Leertekst Verwijswoorden blz. 29
Voorbeeld:
De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten.


Vraag: wie heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten?
Antwoord: de hond van Jason.
Hij verwijst dus naar de hond van Jason.

Slide 14 - Slide

4.3 Lezen 
Leertekst Verwijswoorden blz. 29 even oefenen
Mijn broer en zus hebben een cadeau gekocht voor mijn verjaardag.
Ik ben best nieuwsgierig, maar ze willen het niet verklappen.

Vraag: wie heeft een cadeau gekocht voor mijn verjaardag?
Antwoord: mijn broer en zus.
ze verwijst dus naar mijn broer en zus

En hoe zit het met het woordje 'het'?

Slide 15 - Slide