Adjetivos y verbos regulares

Programa de hoy > Repaso de..
  • Los artículos
  • Los adjetivos
  • Los verbos regulares
  • Unos verbos irregulares 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa de hoy > Repaso de..
  • Los artículos
  • Los adjetivos
  • Los verbos regulares
  • Unos verbos irregulares 

Slide 1 - Slide

Los artículos
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
meervoud
vrouwelijk 
meervoud
Bepaald lidwoord
de / het 
el
la
los
las
Onbepaald lidwoord
een / een paar 
un
una
unos
unas

Slide 2 - Slide

Hoe weet ik of een zelfstandig naamwoord 
mannelijk of vrouwelijk is?
Woorden met de volgende uitgangen zijn bijna altijd mannelijk:
-o > el barco (boot), el perro (hond)
-ma > el problema (probleem) el sistema (systeem)

Eindigt met volgende medeklinkers: 
-n > el pan
-l > el fútbol; el hospital
-r > el ordenador


Slide 3 - Slide

Hoe weet ik of een zelfstandig naamwoord 
mannelijk of vrouwelijk is?
Woorden met de volgende uitgangen zijn bijna altijd vrouwelijk:

Eindigt op: 
-a > la vaca (koe), la cerveza (bier)
-ción / -sión > la tensión (spanning), la canción (liedje)
-ad > la ciudad (stad), la realidad (werkelijkheid)
-ez > la niñez (jeugd), la estupidez (domheid)

Slide 4 - Slide

Los adjetivos

De bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

Los adjetivos 

  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 6 - Slide

1. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 7 - Slide

2. Bijvoeglijke naamwooden die eindigen op een -e.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijk naamwoord eindigend op een -e verandert niet 

Voorbeeld: el chico inteligente (de intelligente jongen)
                   la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 8 - Slide

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden eindigend op een medeklinker veranderen niet:

Voorbeelden:   el coche azul (de blauwe auto)
                         la falda azul (de blauwe rok)

Slide 9 - Slide

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker       krijgen in het meervoud een -s.
       el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles

VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 10 - Slide

Opdracht
Zet de volgende zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden in het juiste mannelijke of vrouwelijke meervoud + vertaling

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
el chico guapo - los chicos guapos

Slide 12 - Open question

el vestido - negro

Slide 13 - Open question

la chica - alegre

Slide 14 - Open question

el bolso - grande

Slide 15 - Open question

la marca - nueva

Slide 16 - Open question


el jugador - divertido

Slide 17 - Open question


el vestido - barato

Slide 18 - Open question


la falda - cara

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Welke uitgang (werkwoord -ar) hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
áis
o
amos
as
an
a

Slide 21 - Drag question

Verbos irregulares
SER - ESTAR - TENER - IR - HACER

Slide 22 - Slide

Sleep de vormen van SER naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 23 - Drag question

Estar: zijn (zich bevinden)
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
estoy
 estás
 está
estamos
estáis
están

Slide 24 - Drag question

Tener:hebben
Tener: hebben
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 25 - Drag question

ik ben
Jij bent
Hij is / zij is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
yo soy
ellos son, ellas son
ustedes son
nosotros/-as somos
vosotros/-as sois
tú eres
él es, ella es
usted es

Slide 26 - Drag question

Esta noche ..............(yo, ir) al cine
A
va
B
voy
C
vas
D
iro

Slide 27 - Quiz

Mi hermana y yo………….(tener) 14 años.
A
tengo
B
tienen
C
tene
D
tenemos

Slide 28 - Quiz

Yo ..........(hacer) siempre mis deberes
A
haco
B
haces
C
hago
D
hace

Slide 29 - Quiz

Preguntas
¿

Slide 30 - Slide