Getallen, pers vnw, lidwoorden, bijv. nw, regelmatige ww, ser/estar

Programa de hoy: repaso
  • Getallen
  • Persoonlijk voornaamwoorden
  • Lidwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • De regelmatige werkwoorden
  • Onregelmatige werkwoorden ser/estar
1 / 34
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa de hoy: repaso
  • Getallen
  • Persoonlijk voornaamwoorden
  • Lidwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • De regelmatige werkwoorden
  • Onregelmatige werkwoorden ser/estar

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaal de 

getallen 

t/m 100

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vamos a escuchar
LA: pág. 37
Leerdoel: getallen t/m 100

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Pronombres personales Persoonlijk voornaamwoorden
Welke persoonlijk voornaamwoorden ken het Spaans?
1
ik
yo
2
jij
3
hij, zij (ev), u (ev)
él, ella, usted
4
wij
nosotros, nosotras
5
jullie
vosotros, vosotras
6
zij, zij vrouwelijk (mv), u (mv)
ellos, ellas, ustedes

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Repaso: Weet jij de pronombres personales nog in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. Doe daarna hetzelfde met de rode kaartjes.
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Los artículos (lidwoorden)
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
meervoud
vrouwelijk 
meervoud
Bepaald lidwoord
de / het 
el
la
los
las
Onbepaald lidwoord
een / een paar 
un
una
unos
unas

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe weet ik of een zelfstandig naamwoord 
mannelijk of vrouwelijk is?

  • Eindigt het zelfstandig naamwoord op -O dan is het mannelijk. 

  • Eindigt het op -a, -dad, -ción dan is het een vrouwelijk woord. 

  • Veel zelfstandige naamwoorden eindigen op een -e of op een medeklinker. Hieraan kun je dus niet zien of ze mannelijk of vrouwelijk zijn. Het is dus slim om bij het leren van de woordjes meteen het lidwoord erbij te leren. Zo kan je je niet vergissen.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Los adjetivos

De bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Los adjetivos 

  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een 
-o
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een 
-e.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e veranderen niet wanneer ze bij een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan
vb: el chico inteligente (de intelligente jongen)
       la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker veranderen niet wanneer ze bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan. 
vb:   el pueblo azul (het blauwe dorp)
        la casa azul (het blauwe huis)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker       krijgen in het meervoud een -s.
vb: el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles

VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Zet de volgende combinaties in het meervoud (incl.vertaling..)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

el padre - simpático

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

la chica - guapa

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

la hermana - aburrida

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

el profesor - enfermo

Slide 19 - Open question

This item has no instructions


el padre anticuado

Slide 20 - Open question

This item has no instructions


el tío gracioso

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Practicamos 
https://www.bookwidgets.com/play/MvCFFtV5-iQAFnCbqfAAAA/ACX8SA4/lidwoorden?teacher_id=5762646504636416

https://www.bookwidgets.com/play/WDLYx8Qb-iQAFC7bYAgAAA/TCX5WTZ/bijvoeglijk-naa?teacher_id=5762646504636416


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Verbos regulares

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vul de juiste vervoeging in van het regelmatige werkwoord "hablar - praten" ;

"Yo ....... con mis amigos"
A
habla
B
hablan
C
hablo
D
hablas

Slide 24 - Quiz

tios - ooms/tantes
padres- ouders
abuelos - grootouders
primos - nichtjes/neefjes
Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Yo ___ (caminar) por la mañana y ___ (correr) por la noche.
A
camino / corre
B
camina / corra
C
caminamos / corras
D
camino / corro

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia y allí ____ (comer) mucho chocolate.

A
viaja / come
B
viajo / como
C
viajamos / come
D
viaja / comes

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

'Ser' = zijn
yo
soy
eres
él/ella/usted
es
nosotros
somos
vosotros
sois
ellos/ellas
son

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Het werkwoord SER

  1. Pablo ________ (ser) un chico.
  2. Yo ________ (ser) holandés. 
  3. Paco y Lola _________ (ser) amigos. 
  4. Vosotros _________ (ser) muy amables. 
  5. Tú ____________ (ser) de Italia. 
  6. Marta y yo __________ (ser) familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Estar
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Tú......(estar) en España.
A
estoy
B
está
C
estamos
D
estás

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg het werkwoord (estar)

Nosotros _______ (estar) en Madrid.
A
estoy
B
estamos
C
estan
D
estais

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Pablo._______ (estar) contento.
A
estoy
B
está
C
estamos
D
estáis

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vervoeging in van het regelmatige werkwoord "hablar - praten" ;

"Yo ....... con mis amigos"
A
habla
B
hablan
C
hablo
D
hablas

Slide 33 - Quiz

tios - ooms/tantes
padres- ouders
abuelos - grootouders
primos - nichtjes/neefjes
Preguntas
¿

Slide 34 - Slide

This item has no instructions