Formuleren 4 havo: incongruentie, dat-als, foutieve samentrekking

Formuleren
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formuleren

Slide 1 - Slide

Formuleren
Doelen:
- Congruentiefouten herkennen en verbeteren
- dat/als-constructies herkennen en verbeteren
- de regels voor  samentrekking
- foutieve samentrekking herkennen en verbeteren

Slide 2 - Slide

Formuleerfouten
  • Dubbelop
  • Fouten met verwijswoorden
  • Dat/als-constructie
  • Foutieve samentrekking
  • Foutief beknopte bijzin
  • Zinnen onjuist begrenzen

Slide 3 - Slide

Wat gaat er mis?

Slide 4 - Slide

Vandaag
  1. (in)congruentie
  2. Dat/als-constructie
  3. Foutieve samentrekking

Slide 5 - Slide

Afgelopen dinsdag
Vragen over?
1. Dubbelop
2. Fouten met verwijswoorden

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De helft van de aanwezigen verlaat / verlaten de zaal voortijdig.
A
verlaat
B
verlaten

Slide 10 - Quiz

Dit paar schoenen kost / kosten driehonderd euro.
A
kost
B
kosten

Slide 11 - Quiz

De media besteedt / besteden veel aandacht aan die affaire.
A
besteedt
B
besteden

Slide 12 - Quiz

De berichten over het vertrek van de jongen zorgde / zorgden voor veel onrust in de familie.
A
zorgde
B
zorgden

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Dat/als-constructie
  • Dat en als worden na elkaar gebruikt in een zin:
  • ' Mensen moeten een mondkapje dragen in de trein, omdat als we dat niet doen, mensen elkaar nog sneller kunnen besmetten.' 
  • Verbeteren: gebruik eerste de dat-zin en daarna pas de als-zin: 'Mensen moeten een mondkapje dragen in de trein, omdat mensen elkaar nog sneller kunnen besmetten als we dat niet doen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Verbeter de zin:
Wilde dieren moeten zelfstandig naar voedsel zoeken, omdat wanneer ze steeds worden bijgevoerd, ze op den duur volledig afhankelijk worden van de mens.

Slide 17 - Open question

Foutieve samentrekking
Samentrekken is hartstikke handig, maar het kan ook fout gaan.
Samentrekking op verschillende niveaus:
1. woorddelen: voor- en nadelen
2. woorden: oude [...] en nieuwe spullen
3. zinsdelen: Jayden zit op de bank en Nour [...] op een stoel.
    - bij zinnen met en of maar
Samentrekken = weglaten

Slide 18 - Slide

Samentrekkingen: voorwaarden
1. Betekenis van de weggelaten woorden is hetzelfde
Fout: Ze maakte eerst zichzelf en daarna de bedden op.

Samentrekking = ze + opmaken
Werkwoord = opmaken, twee betekenissen, dus fout.
Verbeteren: samentrekking ongedaan maken
Ze maakte eerste zichzelf op en daarna maakte ze de bedden op

Slide 19 - Slide

Samentrekkingen: voorwaarden
2. De vorm / het getal is hetzelfde. (Enkelvoud / meervoud)
Fout: De huizen worden gesloopt en de flat gerenoveerd. 

Samentrekking = worden
Fout in getal: de huizen worden / de flat wordt
Verbeteren: samentrekking ongedaan maken
De huizen worden gesloopt en de flat wordt gerenoveerd.

Slide 20 - Slide

Samentrekkingen: voorwaarden
3. De grammaticale functie is hetzelfde
Fout: Ik heb die auto gekocht en bevalt mij goed. 

Samentrekking = die auto
Die auto = lijdend voorwerp in zin 1 en onderwerp in zin 2. 
Verbeteren: samentrekking ongedaan maken
Ik heb die auto gekocht en die auto (of deze) bevalt mij goed.

Slide 21 - Slide

Samentrekkingen: stappenplan
  1. Maak de zinnen 'volledig' door de samentrekking ongedaan te maken. Maak er twee losse zinnen van.
  2. Stel nu vast wat is samengetrokken.
  3. Controleer of de samentrekking correct of incorrect is. Check op getal (vorm), betekenis en grammaticale functie.
  4. Verbeter incorrecte samentrekkingen. 

Slide 22 - Slide

Voorbeeld
Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 
1. samentrekking ongedaan maken. 
Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
 2. Vaststellen wat is samengetrokken
Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 

Samentrekking = onze buurman werd

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
 3. Controle op betekenis, vorm (getal) en grammatiale functie
Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 
Betekenis = hetzelfde
Vorm = gelijk
Grammaticale functie = niet hetzelfde
Zin 1 = Onze buurman werd (ow + pv)
Zin 2 = onze buurman werd (mv + pv)

Slide 25 - Slide

Voorbeeld
3. Controle op betekenis, vorm (getal) en grammatiale functie
[...] en onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 
Grammaticale functie = niet hetzelfde
Zin 1 = Onze buurman werd (ow + pv)
Zin 2 = onze buurman werd (mv + pv)
Tip: zet de zinnen in de hoofdzinvolgorde (= OW, PV + de rest)
Het ereburgerschap werd door de gemeente (aan) onze buurman aangeboden.

Slide 26 - Slide

Voorbeeld
4. Verbeteren
Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 

Onze buurman werd bij zijn pensionering benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en (aan) onze buurman werd door de gemeente het ereburgerschap aangeboden. 

Slide 27 - Slide

Verbeter de zin:
Katja deed voor de camera haar kleren uit en daardoor goede zaken met een wereldwijd bekend glossy mannenblad.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Video

Foutieve beknopte bijzin
Beknopte bijzin: een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm, met een denkbeeldig onderwerp. 
Het denkbeeldige onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp in de hoofdzin.

Voorbeeld:
[Na koffie te hebben gedronken] reden we met de bus naar Frankrijk.
We reden naar Frankrijk en we dronken koffie. 
(Denkbeeldige) onderwerp is hetzelfde.


Slide 30 - Slide

Foutieve beknopte bijzin
Beknopte bijzin: een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm, met een denkbeeldig onderwerp. 
Het denkbeeldige onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp in de hoofdzin.

Fout voorbeeld:
[Vrolijk pratend] werd het eten klaargemaakt
Onderwerp = het eten. Het denkbeeldige onderwerp = niet 'het eten'.
Het eten praat niet vrolijk.


Slide 31 - Slide

Foutieve beknopte bijzin
Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.

Twee manieren om te verbeteren:
1. De hoofdzin aanpassen, zodat het onderwerp wel hetzelfde is.
Na drie uur gewacht te hebben, gingen we eindelijk naar binnen omdat de hekken openden.
2. De bijzin aanpassen, zodat deze een eigen ow en pv krijgt.
Nadat we drie uur hadden gewacht, gingen de hekken eindelijk open. 

Slide 32 - Slide

Verbeter de zin:
Denkend aan Holland stroomden in de gedachten van de dichter Hendrik Marsman brede rivieren traag door oneindig laagland.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Video

Wat ga je deze week doen?
  • Je maakt de opdrachten bij formuleren (zie SOM)
  • Je start met het leren voor je SE argumenteren.
  • Je kiest een nieuw boek (www.onlinebibliotheek.nl) en geeft de titel aan me door.

Slide 35 - Slide