Onregelmatige werkwoorden les 3

Onregelmatige werkwoorden les 3
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onregelmatige werkwoorden les 3

Slide 1 - Slide

Het voltooid deelwoord
  • In les 1 hebben we 10 onregelmatige werkwoorden geleerd.
  • Vandaag leren we van deze werkwoorden het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.
  • Bijvoorbeeld: helpen - hielpen - hebben geholpen
  • In een zin: We hebben de docent geholpen

Slide 2 - Slide

Je leert in deze les:
helpen
hielpen
hebben geholpen
komen
kwamen
zijn gekomen
lezen
lazen
hebben gelezen
schrijven
schreven
hebben geschreven
zeggen
zeiden
hebben gezegd

Slide 3 - Slide

zeggen
schrijven
lezen
komen
hebben
gezegd
gehad
geschreven
gelezen
gekomen

Slide 4 - Drag question

zeggen (vd)
Wat heb je nou __________?
A
gezegt
B
gezegd
C
gezeden
D
gezeid

Slide 5 - Quiz

komen (vd)
Wij zijn te laat _____________.
A
gekwamd
B
gekomt
C
gekomen
D
gekomd

Slide 6 - Quiz

lezen (vd)
De leerlingen hebben een boek ____________.
A
geleesd
B
gelazen
C
geleest
D
gelezen

Slide 7 - Quiz

schrijven (vd)
Het meisje heeft een brief _________.
A
geschreven
B
geschrijfd
C
geschreeft
D
geschreefd

Slide 8 - Quiz

hebben (vd)
Mijn broer heeft gelijk ________.
A
geheeft
B
gehat
C
gehebt
D
gehad

Slide 9 - Quiz

Je leert in deze les:
doen
deden
hebben gedaan
geven
gaven
hebben gegeven
gaan
gingen
zijn gegaan
hebben
hadden
hebben gehad
zijn
waren
zijn geweest

Slide 10 - Slide

doen
geven
gaan
helpen
zijn
geweest
gegeven
geholpen
gedaan
gegaan

Slide 11 - Drag question

doen (vd)
Wij hebben helemaal niks _________.
A
gedoet
B
gedaan
C
gedoen
D
gededen

Slide 12 - Quiz

geven (vd)
Ik heb de jongen een cadeautje ___________.
A
gegaafd
B
gegaf
C
gegeven
D
gegeefd

Slide 13 - Quiz

gaan (vd)
De buurvrouw is met de trein naar Amersfoort _______.
A
gegongen
B
gegaan
C
gegang
D
gegingen

Slide 14 - Quiz

hebben (vd)
Wij hebben een appel ________.
A
gehat
B
gehebt
C
geheeft
D
gehad

Slide 15 - Quiz

zijn (vd)
Ik ben naar Amsterdam _________.
A
gewas
B
gezijn
C
gewaren
D
geweest

Slide 16 - Quiz

Hulpwerkwoorden
  • We gebruiken de hulpwerkwoorden zijn en hebben
  • In deze les gebruiken we voor drie werkwoorden het hulpwerkwoord zijn:  komen - gaan - zijn
  • Bij de andere werkwoorden die we vandaag oefenen, gebruiken we het hulpwerkwoord hebben.

Slide 17 - Slide

Het hulpwerkwoord zijn
  • We komen naar school. - We kwamen naar school - We zijn naar school gekomen. 

  • We gaan op reis. - We gingen op reis. - We zijn op reis gegaan.

  • We zijn thuis. - We waren thuis. - We zijn thuis geweest.

Slide 18 - Slide

Vul de goede vorm van het goede hulpwerkwoord in

Slide 19 - Slide

Het meisje_______ een brief geschreven.

Slide 20 - Open question

Jullie _______ het boek gelezen.

Slide 21 - Open question

Hij _____ de cadeautjes gegeven.

Slide 22 - Open question

Jullie ________ naar de bioscoop gegaan.

Slide 23 - Open question

U _______ met de trein geweest.

Slide 24 - Open question

Nu jij!

Slide 25 - Slide

gaan (vd)
We zijn gisteren met de trein naar Eindhoven __________.

Slide 26 - Open question

helpen (vd)
We hebben in de keuken _________.

Slide 27 - Open question

schrijven (vd)
Ik heb een brief naar mijn oma _________.

Slide 28 - Open question

lezen (vd)
Hij heeft een mooi boek ____________.

Slide 29 - Open question

komen (vd)
Wij zijn te laat bij de bioscoop _________.

Slide 30 - Open question

de les was
A
makkelijk
B
soms makkelijk, soms moeilijk
C
moeilijk

Slide 31 - Quiz

Werkblad

Slide 32 - Slide

Werkblad

Slide 33 - Slide

Werkblad

Slide 34 - Slide