H2L6 - Leestaak bespreken + woorden 2.5 - 3HC - dinsdag








: )



Planning van dit uur

  • Leestaak bespreken
  • Woorden 3.5 







Aan het einde van deze les
  • heb je de leestaak besproken;
  • heb je nieuwe woorden geleerd. 
Welkom 3HC
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson








: )



Planning van dit uur

  • Leestaak bespreken
  • Woorden 3.5 







Aan het einde van deze les
  • heb je de leestaak besproken;
  • heb je nieuwe woorden geleerd. 
Welkom 3HC

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (leestaak) 
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer tien minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 2 - Slide

Nieuwsbericht
  • Over een actuele gebeurtenis
  • Informatieve tekst
  • Neutraal geformuleerd (geen mening)
  • Vaak plaatsnaam aan het begin
  • Vaak naam van de schrijver of bijvoorbeeld 'Van de redactie' 


Slide 3 - Slide

Vorm nieuwsbericht
Belangrijkste info eerst!

  • Inleiding (lead) met samenvatting belangrijkste info (5W1H) 
  • Kern met nadere bijzonderheden 


Slide 4 - Slide

Tekstdoel, -soort, -vorm
tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren
informatieve teksten
nieuwsbericht, handleiding, recept, instructie, reisverslag, artikel
overtuigen
betogende teksten
ingezonden brief, klachtenbrief, beoordeling, boekbespreking, column, betoog, commentaar, filmrecensie
activeren
activerende teksten
advertentie, reclame, folder, oproep, affiche
amuseren 
amuserende teksten 
verhaal, liedtekst, stripboek , cabarettekst, column, roman

Slide 5 - Slide

Leespubliek
De 'soort' lezers voor wie een tekst is geschreven

Voor welk publiek is een tekst bedoeld? 
Kijk naar: 

  • afbeeldingen
  • bron
  • taalgebruik
  • onderwerp
  • aanspreekvorm (u/jij)



Slide 6 - Slide

Kritisch lezen
  • Erachter komen of wat je leest, waar is
  • Stel kritische vragen
  • Maak onderscheid tussen subjectieve en objectieve informatie 


Slide 7 - Slide

Subjectief/objectief
Objectieve informatie: geen eigen mening, schrijver blijft neutraal, feiten

Bij objectieve informatie vraag je je af:
  • Is dit waar, is dit echt zo gebeurd, klopt dit met wat ik al weet?

Subjectieve informatie: schrijver geeft mening, zegt wat hij ergens van vindt, is niet neutraal. Of hij geeft zijn interpretatie van de feiten. 

Bij subjectieve informatie vraag je je af:
  • Vind ik dit ook, komt dit overeen met mijn eigen waarneming of ervaring? 

Slide 8 - Slide

Subjectief/objectief
Let op: dit verschil is niet altijd duidelijk!

Soms presenteert een schrijver feiten niet neutraal: door zijn woordkeuze probeert hij de mening van de lezer te beïnvloeden. 

Voorbeeld: 'Zogenaamde dierenvrienden uit de Peruviaanse hoofdstad Lima hebben Otto, een bulldog, op een skateboard tussen de benen van dertig mensen door laten rijden.'

Slide 9 - Slide

                   Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 1 t/m 9 van 2.5 Woorden 
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, in stilte - daarna rustig overleggen  
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna kan je naar m'n bureau komen voor vragen
Tijd
Tot het einde van de les  
Klaar
Werk vooruit: maak opdracht 10 t/m 18 van 2.5 Woorden

Slide 10 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt de leestaak besproken;
  • hebt nieuwe woorden geleerd. 


Huiswerk
  • Maak opdracht 1 t/m 9 van 2.5 Woorden 

    Slide 11 - Slide