Woordenschat nacht thema

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 5

Woordenschat nacht thema

Flonkeren

1. Schijnen
2. Schitteren
3. Schuiven
4. Verblinden

Het Heelal

1. Alle landen op de Aarde.
2. Alle planeten, sterren en manen in de Melkweg.
3. Alles om de aarde, gaat oneindig door.
4. De Aarde, de Maan en de Zon.

Maangestallen

1. Alle manen die er zijn.
2. Alle vormen van de maan.
3. Alle mensen die op de maan zijn geweest.
4. Een stukje maan op de aarde.

Poolster

1. De ster recht boven de Zuidpool staat.
2. De ster die je alleen op de Noordpool ziet.
3. De sterren die samen een vorm maken.
4. De ster die recht boven de Noordpool staat.

het sterrenbeeld

1. Sterren die samen een vormpje maken.
2. Wanneer je bent geboren.
3. Een beeld van een ster.
4. Een ster die veel licht geeft.

de sterrenhemel

1. Stukjes ster op de Aarde.
2. Een plek waar mensen heen gaan als ze overlijden.
3. Alles wat licht geeft in de hemel.
4. De sterren die in de hemel schijnen.

Doezelen

1. slaperig zijn
2. half slapen
3. overdag slapen
4. diep slapen (snurken en al)

dommelen

1. slaperig zijn
2. half slapen
3. overdag slapen
4. diep slapen (snurken en al)

dutten

1. slaperig zijn
2. half slapen
3. overdag slapen
4. diep slapen (snurken en al)

klaar wakker

1. net wakker
2. helemaal wakker
3. klaar om te slapen
4. slapen

nachtbraker

1. iemand die in de nacht goed bijslaapt
2. iemand die in de nacht slecht kan slapen
3. iemand die tot in de nacht wakker blijft
4. iemand die in de nacht werkt

nachtploeg

1. een groep mensen die samen slapen
2. een groep mensen die in de nacht samen gaat gamen
3. een groep mensen die in de nacht werken
4. een groep mensen die in de nacht ploegen

nachtwaker

1. iemand die in de nacht monsters tegenhoudt
2. iemand die in de nacht wakker is
3. iemand die in de nacht veel droomt
4. iemand die in de nacht een gebouw bewaakt

schemerdonker

1. halfdonker (je krijgt een boete als je dan zonder licht fietst)
2. net licht
3. helemaal donker
4. bewolkt