BLOK 2 SPELLING

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Weet je het nog?


stam                   ik-vorm

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Boek: blz. 79

We gaan samen het schema bekijken.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Regels:

  1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  2. Bij jij, u, hij, zij, het schrijf je de ik-vorm + t
  3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

opdracht 24 blz 80
Deze doen we mondeling.

Slide 7 - Slide

Maken opdr. 25-26-27-28, blz 80 en 81
Als je klaar bent laat je het even zien en mag je wat anders gaan doen (huiswerk, iets voor jezelf)

Slide 8 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 25, 26, 27 en 28, blz 80 en 81
in je schrift.
als je klaar bent even laten zien, daarna mag je iets voor jezelf gaan doen

Slide 9 - Slide

opdr. 24
b.          zitt= stam   (ik zit is een ik-vorm)                                     i.          et = stam   (ik eet)      
c.          kijk na = ik vorm  (ik kijk na)                                                 j.          durv = stam  (ik durf)
d.          spellen = heel werkwoord                                                  k.          vrees = ik-vorm  (ik vrees)     
e.          besprek = stam (ik bespreek is een ik-vorm)             l.          blaf = ik-vorm
f.           pas aan = ik-vorm (ik pas....aan)                                       m.       bonz = stam   (ik bons)
g.          uitleggen = heel werkwoord
h.          noter = stam (ik noteer is de ik-vorm)

Slide 10 - Slide

opdracht 27
1 kopen
2 weet
3 kun
4 komt
5 vergelijk
6 betaalt
7 leest
8 krijgt
9 helpen
10 vertelt

Slide 11 - Slide

Maken

Boek blz. 81 opdracht 28


Schrijf zelf een verhaaltje van maximaal 80 woorden. De volgende woorden moeten in het verhaaltje staan als persoonsvorm:

kopen / verven / gebeuren / stappen / sjouwen

Slide 12 - Slide

Lezen en bespreken van de theorie. (blz. 81-82)
  • Wat is een klankgroep?
  • Wat gebeurt er in het meervoud met woorden met een korte klank?
  • Wat gebeurt er met in het meervoud met woorden met een lange klank?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

i of ie

De meeste klinkers kun je verdubbelen om er een lange klank van te maken: aa-ee-oo-uu.

Dat kan niet bij de i.

De lange klank schrijf je soms met een i, soms met ie.

De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

en nu nog even oefenen voor het dictee!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link