5.1 Opvoeden

KNM
thema 5
opvoeding 
en onderwijs
1 / 27
next
Slide 1: Slide
knmVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

KNM
thema 5
opvoeding 
en onderwijs

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

intro thema 5

Geef antwoord op de volgende vragen
1. Wat is het VO?
2. Naar welke school wil het meisje? En wat wil de moeder?
3. Wat wil het meisje worden?

Slide 2 - Slide

1. het voortgezet onderwijs
2. Het meisje wil naar het vmbo, de moeder wil dat ze naar de havo of het vwo gaat.
3. Ze wil kapster of modeontwerpster worden
intro
1. In Nederland zijn een man en een vrouw allebei verantwoordelijk voor de opvoeding.
Wat vind je daarvan? Hoe is dat in jouw land?

2. Wat is 'zakgeld'?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

lees de tekst 5.1: Opvoeden
Lees de tekst en beantwoord (in tweetallen) de vragen: 
1. Wat betekent opvoeden?
2. Wat betekent 'een kind ontwikkelt zich'?
3. Wie is verantwoordelijk voor het gedrag van het kind?
4. Wanneer worden kinderen zelf verantwoordelijk?
5. Waar kun je naar toe of wat kun je doen als je hulp nodig hebt bij de opvoeding?
6. Wat is kinderbijslag?
7. Hoe lang krijg je kinderbijslag?
8. Wat is kindgebonden budget?
9. Kan ik kindgebonden budget aanvragen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

oefenen
spreekopdracht 
(5.1b)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

oefenen
werkblad 5.1a

Vul in: 
Wat vind jij belangrijk?

1 = niet belangrijk
10 = belangrijk

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welk woord past bij het plaatje?
A
verantwoordelijk
B
pesten
C
opvoeden
D
vrijheid

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past bij
het plaatje?
A
pesten
B
recht hebben op
C
kinderbijslag
D
opvoeding

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Marie is 13 jaar. Ze heeft per ongeluk de telefoon kapot gemaakt.
Wie is verantwoordelijk?
Marie of haar ouders?
A
Marie
B
C
haar ouders

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je doen als je hulp nodig hebt bij de opvoeding van je kind?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

5.2 Kinderopvang
Lees de tekst (p. 55)
wat betekenen de blauwe woorden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De woorden van 5.2
(met voorbeeldzin)
de buitenschoolse opvang:          kinderopvang voor en na schooltijd en in de                                                             schoolvakanties voor kinderen van 4 tot 12 jaar 
Tina brengt haar kind voor schooltijd om 7.00 uur naar de buitenschoolse opvang.  



de crèche:                                        een plek waar kinderen vanaf zes weken tot
                                                            vier jaar kunnen spelen en slapen, een
                                                            kinderdagverblijf

Ik werk drie dagen. Mijn zoontje van twee jaar gaat dan naar de crèche.




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De woorden van 5.2
(met voorbeeldzin)
de gastouder:                                  iemand die in zijn eigen huis op andere
                                                            kinderen past 
Ik breng mijn kind vaak naar een gastouder. Zij past dan op hem. 



het kinderdagverblijf:                   een plek waar kinderen vanaf zes weken tot 
                                                           vier jaar kunnen spelen en slapen,
                                                            een crèche  
Ik werk drie dagen. Mijn zoontje van twee jaar gaat dan naar het kinderdagverblijf.





Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De woorden van 5.2
(met voorbeeldzin)
de kinderopvang:                       een plek waar kinderen overdag kunnen spelen                                                            en leren, als ze niet naar school gaan
Er zijn verschillende soorten kinderopvang, bijvoorbeeld een  
kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang.
  



de toeslag:                                  geld dat je kunt krijgen van de Belastingdienst,                                                             als je niet veel verdient
Ik kan mijn ziektekosten niet betalen. Ik heb zorgtoeslag aangevraagd.






Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De woorden van 5.2
(met voorbeeldzin)
de wachtlijst:                                             een lijst met namen van mensen die op                                                                         iets wachten 
Er zijn vaak lange wachtlijsten voor het kinderdagverblijf. Daarom heb ik mijn kind al ingeschreven, toen ik zwanger was.  








Slide 21 - Slide

This item has no instructions

(herhalingsvraag)
Iedereen in Nederland die kinderen heeft krijgt:
A
kindgebondenbudget
B
kinderopvangtoeslag
C
kinderbijslag

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

(herhalingsvraag)
Dit is extra geld voor de opvoeding.
Je krijgt dit geld van de Belastingdienst.
Je hoeft dit niet aan te vragen.
A
kindgebondenbudget
B
kinderopvangtoeslag
C
kinderbijslag

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

(herhalingsvraag)
Soms betaalt de Belastingdienst een deel van de kinderopvangkosten.
Dit heet:
A
kindgebondenbudget
B
kinderopvangtoeslag
C
kinderbijslag

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een andere naam voor kinderdagverblijf?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Typ 3 dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Typ hier een vraag over iets wat je nog niet helemaal hebt begrepen.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions