18.1 en 18.2 oa Functies van eiwitten 20252026

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 18.1 van polypeptideketen tot werkzaam eiwit
1 / 55
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 18.1 van polypeptideketen tot werkzaam eiwit

Slide 1 - Slide

Op welke plek langs het mRNA begint het ribosoom met de eiwitsynthese?
A
promotor
B
tatabox
C
operator
D
startcodon

Slide 2 - Quiz

E.coli a heeft een mutatie in de promotor van een gen. E.coli b heeft een mutatie in de operator van een gen. In welke bacterie wordt het eiwit geproduceerd?
A
in bacterie a en b
B
alleen in bacterie a
C
alleen in bacterie b
D
in geen enkele bacterie

Slide 3 - Quiz

Wat is geen overeenkomst tussen genregulatie van eukaryoten en prokaryoten?
A
Beide maken gebruik van RNA-polymerase
B
Beide maken gebruik van een promotor
C
Beide maken gebruik van transcriptiefactoren
D
Beide maken gebruik van een repressor

Slide 4 - Quiz

Doel 18.1
- Je beschrijft  de functie van het adreslabel bij de koppeling van een peptideketen aan het ER.
- Je beschrijft de molecuulstructuren van polypeptide-ketens en legt uit hoe in een cel functionerende eiwitten ontstaan.
- Je legt uit hoe eiwitten denatureren

Slide 5 - Slide

Polypeptide -> ER
1. Elke polypeptidestreng begint met een signaalpeptide (adreslabel)

BINAS 71J

Slide 6 - Slide

Polypeptide -> ER
2. SignaalHerkenningsMolecuul (SHM) bindt aan het adreslabel en stopt tijdelijk de translatie

Slide 7 - Slide

Polypeptide -> ER
3. SignaalHerkenningsMolecuul (SHM) bindt aan het SHM-receptoreiwit in het membraan van het ER


Slide 8 - Slide

Polypeptide -> ER
4. Ribosoom bindt aan ribosoomreceptor op het ER, boven een eiwitpoort



Slide 9 - Slide

Polypeptide -> ER
5. SHM laat los (kost energie)




Slide 10 - Slide

Polypeptide -> ER
6. Enzym verwijdert signaalpeptide van de polypeptideketen





Slide 11 - Slide

Polypeptide -> ER
7. Translatie gaat verder en polypeptideketen groeit nu ín het ER





Slide 12 - Slide

Polypeptide -> ER
8. Als de translatie stopt koppelt het ribosoom los en zit de polypeptide los in het ER.





Slide 13 - Slide

Polypeptide -> ER
9. In het ER wordt de polypeptideketen gevouwen tot een eiwit (3D structuur) en worden eventueel moleculen (suikers) toegevoegd





Slide 14 - Slide

Polypeptide -> ER
10. Door afstulping van het ER membraan ontstaan transportblaasjes richting het Golgisysteem





  
BINAS 79D

Slide 15 - Slide

                                              Golgi
11. In het Golgisysteem wordt het eiwit helemaal afgemaakt, bijvoorbeeld:
Toevoeging fosfaatgroepen
Wijzigen suikergroepen
Koppelen ketens tot een groter eiwit





  
BINAS 79D

Slide 16 - Slide

                                              Golgi
12. Eiwit wordt ingepakt in een blaasje voor de definitieve bestemming (ook op basis van adreslabels).






  

Slide 17 - Slide

                                              Golgi
a. Eiwit is bedoeld voor buiten de cel: exocytose van de inhoud van een transportblaasje .







  

Slide 18 - Slide

                                              Golgi
b. Eiwit is bedoeld voor celmembraan: eiwit wordt ingebouwd in de membraan van het transportblaasje, na fusie van het transportblaasje met de celmembraan zitten de eiwitten in de celmembraan.








  

Slide 19 - Slide

                                              Golgi
c. Voor sommige eiwitten is de exocytose gereguleerd. Dit gebeurt dan alleen als een signaaleiwit is gebonden aan een receptor.









  

Slide 20 - Slide

d. Soms vormt zich geen transportblaasje maar een lysosoom. Het eiwit heeft dan de functie van enzym om dingen af te breken.









  

Slide 21 - Slide

Eiwitstructuur
Primair: 
aminozuurvolgorde


BINAS 67H2

Slide 22 - Slide

Eiwitstructuur
Primair: 
aminozuurvolgorde


BINAS 67H2

Slide 23 - Slide

Eiwitstructuur
Primair: 
aminozuurvolgorde


BINAS 67H2

Slide 24 - Slide

Eiwitstructuur






Secundair: 
Waterstofbruggen tussen COOH en aminogroepen vormen α-helix of β-plaat



BINAS 67H2

Slide 25 - Slide

Eiwitstructuur
Tertiair: 
Bindingen tussen de
restgroepen, H-bruggen,
S-bruggen
BINAS 67H2

Slide 26 - Slide

Eiwitstructuur
Quaternair: 
Samenvoeging van
verschillende eiwitten
tot een groot eiwit
BINAS 67H2

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Chaperonne eiwitten
Controleren de vouwing,
herstellen deze.





BINAS 67H2

Slide 29 - Slide

Denaturatie eiwitten
Denaturatie door te hoge temperatuur (of hoge zuurgraad): H-bruggen gaan kapot en vormen op andere plekken: ruimtelijke structuur verandert definitief






BINAS 67H2

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Denaturatie eiwitten
Door chemische stoffen kunnen ook sterke bindingen zoals S-bruggen verbroken worden






BINAS 67H2

Slide 32 - Slide

Leg uit waardoor eiwitten na denatureren niet meer hun oorspronkelijke vorm terug kunnen krijgen

Slide 33 - Open question

Doel 18.1
- Je beschrijft  de functie van het adreslabel bij de koppeling van een peptideketen aan het ER.
- Je beschrijft de molecuulstructuren van polypeptide-ketens en legt uit hoe in een cel functionerende eiwitten ontstaan.
- Je legt uit hoe eiwitten denatureren

Huiswerk: Maak paragraaf 18.1 af

Slide 34 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 18.2 Functies van eiwitten

Slide 35 - Slide

Doel 18.2
- Je kent de functies van eiwitten in cellen.
- Je beschrijft mogelijke gevolgen van slecht functionerende eiwitten,

Slide 36 - Slide

Functies van eiwitten

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide



                                                    H19 Sport

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Functies van eiwitten
De werking van een eiwit hangt nauw samen met de vorm ervan.

Slide 49 - Slide

BINAS tabel 90C: er zitten in spieren actine- en myosine eiwitten. Welk eiwit is een motoreiwit?
A
geen van beide
B
actine eiwitten
C
myosine eiwitten
D
beide

Slide 50 - Quiz

Waar haalt een motoreiwit zijn energie vandaan om zich over een microtubulus te verplaatsen?
A
ATP
B
CTP
C
GTP
D
TTP

Slide 51 - Quiz

Slide 52 - Video

Doel 18.2
- Je kent de functies van eiwitten in cellen.
- Je beschrijft mogelijke gevolgen van slecht functionerende eiwitten.

Maak paragraaf 18.2 af behalve vraag 23

Slide 53 - Slide



Maak nu casus 23 : prionen

Daarna opgave 17 t/m 24 vragen? 

Start H18 par 3


Slide 54 - Slide

Slide 55 - Video