Spelling

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 

Slide 1 - Slide

In deze les: 
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • gebiedende wijs 
  • persoonsvorm verleden tijd
  • voltooid deelwoord 

Slide 2 - Slide

Wat weet je al van
werkwoordspelling?

Slide 3 - Mind map

persoonsvorm 
tegenwoordige tijd 
enkelvoud 
ik 
....jij/je
gebiedende wijs 
stam  
hij/zij/het
jij/je
namen
stam+t  
meervoud 
wij/we
zij 
jullie 
...
hele werkwoord  
Het hele werkwoord -en noemen we de stam. 
Meervoud van dingen telt ook als meervoud 
De honden lopen over straat. 
Alle planten hebben water gekregen. 
Alle stopcontacten zijn beveiligd. 
Een moeilijk woord voor hele werkwoord is infinitief 

Slide 4 - Slide

Het hele werkwoord -en noemen we:
A
de stam
B
hele werkwoord
C
infinitief
D
de hij-vorm

Slide 5 - Quiz

enkelvoud
meervoud
Ik
Meneer van derPloeg
Hij
De parade
Wij
De slangen
De televisie
Jullie

Slide 6 - Drag question

Wat is een ander woord voor hele werkwoord?
A
stam
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm
D
infinitief

Slide 7 - Quiz

Als je achter het werkwoord staat, dan schrijf je......
A
hele werkwoord
B
de stam
C
stam+t
D
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

De gebiedende wijs 

Verroer je niet!
Schuif je stoel aan. 
Pas op!
Zit!
Houd je mond dicht als ik praat. 
Loop naar de maan!
  • Zinnen met een bevel. 
  • Het onderwerp ontbreekt. 
  • Staat vooraan in de zin. 
  • Je schrijft de stam van het woord. 
Een moeilijk woord voor gebiedende wijs is imperatief 

Slide 10 - Slide

Bij de gebiedende wijs schrijf je:
A
het hele werkwoord
B
de hij-vorm
C
het voltooid deelwoord
D
de stam

Slide 11 - Quiz

Wat ontbreekt er bij de gebiedende wijs in de zin?
A
de persoonsvorm
B
het werkwoord
C
het onderwerp
D
de hoofdletters

Slide 12 - Quiz

Welk ander woord kun je gebruiken voor de gebiedende wijs?
A
infinitief
B
Loop naar de maan!
C
Ga weg!
D
imperatief

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden 

Zij managet 
hij updatet 
zij croste
Hij hockeyt 
Ik mix 
Wij managen  


Slide 14 - Slide

Vul de persoonsvorm in
Hij .............. de muziek. (mixen, t.t.)
A
mixed
B
mixt
C
mixet
D
mix

Slide 15 - Quiz

Vul de persoonsvorm in
Jelte ........... tijdens de voetbalwedstrijd. (scoren, t.t.)
A
scored
B
scoort
C
scoret
D
scoorde

Slide 16 - Quiz

persoonsvorm 
verleden tijd  
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
enkelvoud
meervoud  
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 
lopen - liepen 
slapen - sliepen 
geven - gaven 

+te
+de
+ten
+den
In de verleden tijd gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je +te of +de moet schrijven. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Vul de verleden tijd in
repareren

Mijn vader ............. de auto. 
reparen (de r zit niet in het 't ex-kofschip) 
repareerde 

Slide 19 - Slide

Vul de verleden tijd in
lachen

De meester .............. ons allemaal uit.   
lachen (de h zit wel in het 't ex-kofschip) 
lachte 

Slide 20 - Slide

Ik schrijf een t in de verleden tijd bij deze letters:
A
a e i o u
B
x v w t r s p
C
t s x y f k s c h p
D
t k f s c h p

Slide 21 - Quiz

Welke werkwoorden veranderen van klank?
A
rode werkwoorden
B
zwakke werkwoorden
C
sterke werkwoorden
D
alle werkwoorden

Slide 22 - Quiz

voltooid deelwoord   
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
ge+stam+t/d
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 

Zij hebben gelopen.
De kast is verkocht.
Dat hebben wij vermeden. 
Ik ben verrast. 

woorden met ver- her- ont- be- of -er krijgen geen ge- extra ervoor
Bij het voltooid deelwoord gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je een t of een d moet schrijven. 
Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. 
veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld
In een zin met een voltooid deelwoord 
is de persoonsvorm een hulpwerkwoord. 
Wij hebben de tas gevonden. 
Ik ben verrast. 

Slide 23 - Slide

voltooid deelwoord
ge + bel + d

Slide 24 - Slide

Vul het voltooid deelwoord in
bedenken

Wat heeft de ondeugende jongen nu weer  .............
bedacht
sterk werkwoord - verandert van klank

Slide 25 - Slide

Vul het voltooid deelwoord in
veranderen

Ik ben  heel erg .............
veranderd
verander + d
Let op: nu geen ge- erbij

Slide 26 - Slide

Wat voor werkwoord is hebben in de zin: 'Wat hebben jullie allemaal gedaan?'
A
zelfstandig werkwoord
B
onderwerp
C
voltooid deelwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 27 - Quiz

Welk voorvoegsel wordt het meest gebruikt voor de stam bij het voltooid deelwoord?
A
ge-
B
er-
C
ver-
D
ont-

Slide 28 - Quiz

Vul de goede vorm in van: meedoen (verleden tijd)
'Erik ................. aan de wedstrijd'

Slide 29 - Open question

Vul de goede vorm in van: wennen
'De kinderen uit China zijn nu wel aan onze taal ....................'

Slide 30 - Open question

1

Slide 31 - Video

00:03
Dit heb je geleerd: 
persoonsvorm tegenwoordige tijd
persoonsvorm verleden tijd
voltooid deelwoord 

Slide 32 - Slide

tegenwoordige tijd
verleden tijd
onderwerp
ik/ ......je 
hij/zij/jij/je...
wij/jullie/zij
gebiedende wijs
voltooid deelwoord 
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
aarzel
aarzelde
geaarzeld
aarzelt
aarzelende
aarzelde
aarzelen
aarzelden
aarzel

Slide 33 - Drag question

Heb je nog vragen over werkwoordspelling?

Slide 34 - Open question