Bijwoorden

Today... Unit 5, lesson 4

... you will learn about 'bijwoorden'.
...you will learn what they look like
and how to use them.
.....you will practice reading

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today... Unit 5, lesson 4

... you will learn about 'bijwoorden'.
...you will learn what they look like
and how to use them.
.....you will practice reading

Slide 1 - Slide

Zoek de verschillen  

'This is a slow car'
'My mother drives slowly '

Wat valt je op? 


Slide 2 - Slide

        Bijvoeglijke naamwoorden
Zeggen iets over een zelfstandig naamwoord: mens, dier, ding

The house is large
'Large'  zegt iets over het huis

He has a red car .
      ' Red'  zegt iets over de auto


Slide 3 - Slide

           Bijwoorden 
                   
                       Zeggen iets over de manier waarop  iets wordt gedaan of gebeurt.


Slide 4 - Slide

Bijwoorden
                      Zeggen iets over de manier waarop  iets wordt gedaan of gebeurt.

You sing beautifully
'beautifully' zegt iets over hoe je zingt
He walks quickly.
'quickly' zegt iets over hoe hij loopt

Slide 5 - Slide

Bijwoorden 
                   Bijwoorden kunnen ook iets zeggen  over een bijvoeglijk naamwoord :

The girl is amazingly smart
                           'amazingly' zegt iets over hoe slim (smart) het meisje is  



Slide 6 - Slide

Bijwoorden: eindigen bijna altijd op -ly
                        Maar let op: sommige bijwoorden hebben een eigen vorm. Leer die uit je hoofd!
'good'  wordt als bijwoord  well
> He is a good person  
> He speaks  English well 
> He is a fast runner 
            > He runs fast ( fast wordt dus niet fastly)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Demi leaves the room _____.
A
quick
B
quickly

Slide 9 - Quiz

Fee speaks English very _____.
A
good
B
well

Slide 10 - Quiz

Dave works very _____.
A
quick
B
quickly

Slide 11 - Quiz

Ik snap wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord  

Slide 12 - Drag question

Ik kan een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord in een Engelse zin herkennen   

Slide 13 - Drag question

Homework for next lesson 
Paragraph 5.4:  exercises  1 till 6 


Slide 14 - Slide