H15_CVRM_Hoge bloeddruk_2023

H15_CVRM_Hoge bloeddruk
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FarmacotherapieMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H15_CVRM_Hoge bloeddruk

Slide 1 - Slide

Wat betekent CVRM?
A
Cars Vasculair Risico management
B
Cardio Vasculair Risico Management
C
Cardio Vaten Risico Manager
D
Cardio Vaten Regels Manager

Slide 2 - Quiz

Wat is het doel van CVRM?

Slide 3 - Open question

Noem 4 risicofactoren die kunnen leiden tot hart- en vaatziekten
timer
1:00

Slide 4 - Open question

Noem een voorbeeld van de combinatie;
Thiazide diuretica met een kaliumsparend diuretica
A
Furosemide met triamtereen
B
Bumetanide met spironolacton
C
Amiloride met furosemide
D
Triamtereen met hydrochloorthiazide

Slide 5 - Quiz

Leefstijladviezen bij Hoge bloeddruk?

Slide 6 - Mind map

Vanaf welke waarden (in getallen uitgedrukt) spreken we van hypertensie? 

Slide 7 - Slide

Wat is de andere benaming voor hoge bloeddruk?

Slide 8 - Open question

Stelling 1: Bij secundaire hypertensie is de oorzaak duidelijk en bij essentiële niet.
Stelling 2: Bij hypertensie is de weerstand van de bloedvaten lager.
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Hoe worden diuretica ook wel genoemd?

Slide 11 - Open question

3 groepen diuretica
met voorbeeld

Slide 12 - Mind map

Diuretica
"Plastabletten”
Bevorderen uitscheiding van water, natrium en chloride in de nieren

Meer urine → lager bloedvolume → lagere bloeddruk

Bijwerking: kaliumtekort
Kalium wordt samen met natrium uitgescheiden


Slide 13 - Slide

Diuretica 
1. Lisdiuretica : snel, kort en krachtig meestal bij gestoorde nierfunctie

2. Thiazidediuretica
: lange werkingsduur, vaak chronisch gebruik

3. Kaliumsparende diuretica : zwakwerkende diuretica daarom meestal in combinatie



Slide 14 - Slide

Welke diuretica werken kort en snel? (2 antw)
A
Furosemide
B
Bumetanide
C
Triamtereen
D
Hydrochloorthiazide

Slide 15 - Quiz

Betablokkers werken op;
A
De nieren
B
De hersenen
C
Het sympatische zenuwstelsel
D
Het parasympatische zenuwstelsel

Slide 16 - Quiz

Waar eindigen betablokkers meestal op?

Slide 17 - Slide

Bètablokkers
  • Werken via het autonoom zenuwstelsel 
  • Verlagen hartfrequentie
  • Verlagen weerstand bloedvatenstelsel

Andere naam: Betasympathicolytica

Worden ook gebruikt bij hartfalen, ritmestoornis en angina pectoris (pijn op de borst door zuurstoftekort)




Slide 18 - Slide

Wat voor soort beta-blokker is propranolol...?
selectieve of niet-selectieve
Check:
https://nl.wikipedia.org/wiki/B%C3%A8tablokkers

Slide 19 - Open question

Ace-remmers werken met name in op:
A
de bloedvaten
B
de nieren
C
het hart
D
het sympatisch zenuwstelsel

Slide 20 - Quiz

Welke geneesmiddel is de ACE-remmer?
A
chlooralidon
B
enalapril
C
amiloride
D
hydrochloorthiazide

Slide 21 - Quiz


A2-antagonisten blokkeren de werking van angiotensine-2. Ze hebben dezelfde werking als:
A
calciumantagonisten
B
nitraten
C
Ace-remmers
D
Beta-blokkers

Slide 22 - Quiz

Tot welke groep behoort Candersartan?

Slide 23 - Open question

RAS-remmers middelen
  • ACE-remmers (-pril) ook bij hartfalen Bijwerking : kriebelhoest
  • Angiotensine-II-antagonisten (-artan)
  • Renineremmers

Ace-remmers 1e keus maar kan soms niet ivm bijwerking


 


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat hoort waarbij?
betablokkers
ACE remmers
verlagen hartfrequentie
kriebelhoest
-lol
werking via autonoom
zenuwstelsel
eindigt meestal op
-pril
werking op de nieren

Slide 26 - Drag question

Tot welke groep behoort Amlodipine?
A
Diuretica
B
Bètablokkers
C
RAS-remmers
D
Calciumantagonisten

Slide 27 - Quiz

Calciumantagonisten worden behalve bij hypertensie ook gebruikt bij?
A
Oedeem
B
urineretentie
C
decompensatio cordis
D
angina pectoris

Slide 28 - Quiz

Calcium
Antagonisten
  • Daling weerstand in  bloedvaten → 
  • Bloeddruk daalt
  • Ook gebruikt bij angina pectoris
  • (-dipine) 



Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide