LL-TH Beginsituatie & Doelstellingen

Beginsituatie & Doelstellingen
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Sport en BewegenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Beginsituatie & Doelstellingen

Slide 1 - Slide

Check in
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 2 - Poll

  • Herhaling
  • Beginsituatie
  • Doelstellingen
  • Aan de slag
  • Doelen behaald?
Inhoud

Slide 3 - Slide

beginsituatie
doelstelling
les/training, oefeningen, begeleiding, organisatie
evaluatie
Heb ik mijn doel bereikt?
Waar moet ik beginnen?
Hoe ga ik mijn les geven?
Heb ik bereikt wat ik wilde bereiken?

Slide 4 - Drag question

loopt't
lukt't
leert't
leeft't
Is er beleving onder de sporters
Oefeningen  op niveau?
Is de organisatie naar wens?
Kan de sporter de beweging beter uitvoeren?

Slide 5 - Drag question

Weten we het nog?

Slide 6 - Slide

Beginsituatiev
Doelstelling
Evaluatie
Lesopbouw
Bewegingsvormen
Organisatie
Didactische vormen
Les/training

Slide 7 - Drag question

Motorisch bedoelen we mee...?
A
Iets met motors.
B
Vermogen om te bewegen.
C
Hoe je met elkaar omgaat.
D
Of je iets snel begrijpt

Slide 8 - Quiz

Cognitief bedoelen we mee...?
A
Snel iets kunnen begrijpen.
B
Hoe je beweegt.
C
Hoe je met elkaar omgaat.
D
Beginsituatie.

Slide 9 - Quiz

Sociaal affectief bedoelen we mee...?
A
Hoe je met elkaar omgaat.
B
Of je iets snel begrijpt.
C
Hoe je beweegt.

Slide 10 - Quiz

  • Je weet wat doelstellingen zijn en waarom deze belangrijk zijn;
  • Je kunt de plek van doelstellingen in het didactisch model uitleggen;
  • Je kunt de soorten doelstellingen benoemen en uitleggen;
  • Je kunt kortetermijndoelstellingen formuleren.Op basis van gedragsaspecten:
Doelen

Slide 11 - Slide

"De doelstelling heeft te maken met zowel de beginsituatie, de les/training en met de evaluatie"
A
Eens
B
Oneens

Slide 12 - Quiz



- Motorische doelstellingen
- Cognitieve doelstellingen
- Sociaal affectieve doelstellingen
Op basis van gedragsaspecten:
Soorten doelstellingen

Slide 13 - Slide



- Lange termijn doelstellingen
- Middellange termijn doelstellingen
- Korte termijn doelstellingen (lesdoel, lesdeeldoel, oefendoel)
Soorten doelstellingen
Op basis van termijn:

Slide 14 - Slide

Aan het einde van de les kan de sporter de borstcrawl zwemmen met een enkelzijdige ademhaling over 50 meter binnen 36 seconden
A
Kort termijn
B
Middelang termijn
C
Lang termijn

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide


- Schoolslagbeweging kunnen maken
- Dribbel bij voetbal kunnen uitvoeren
- Met de squattechniek 120 kunnen tillen
- Duurloop van 10km kunnen lopen
Motorische doelstellingen

Slide 17 - Slide

Waar staat SMART voor?
A
SPECIFIEK, MEETBAAR, ACCEPTABEL, REALISTISCH, TIJDELIJK
B
SPECIAAL, MEETBAAR, ACCEPTABEL, REร‹EL, TIJDSGEBONDEN
C
SPECIFIEK, MINIMAAL, ACCEPTABEL, REALITEIT, TIJDSGEBONDEN
D
SPECIFIEK, MEETBAAR, ACCEPTABEL, REALISTISCH, TIJDSGEBONDEN

Slide 18 - Quiz

Waarom moet een SMART doelstelling TIJDSGEBONDEN zijn?
A
Een deadline maakt plannen eenvoudiger
B
Zodra jouw doelstelling op het eindpunt is dan kun je evalueren
C
Je hebt een begin en een eindpunt nodig
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quiz

Deze doelstelling is SMART geformuleerd: Ik wil mijn deelnemer helpen met een gezonde leefstijl.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quiz


- Vijf fouten/correcties kunnen opnoemen van een handstand
- 4-3-3 systeem bij voetbal kunnen uitleggen
- Het juist positie kiezen bij een zoneverdediging
- De techniek van de schoolslag kunnen analyseren
Cognitieve doelstellingen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


- Plezier beleven aan sportbeoefeningen
- Kunnen omgaan met winst en verlies
- Bij het 'niet lukken' doorzettingsvermogen tonen
- Een beslissing van de scheidsrechter kunnen accepteren
Sociaal-affectieve doelstellingen

Slide 23 - Slide

De groep is erg sociaal, ze zullen elkaar helpen als er iets niet lukt. Tussen een paar enkelingen is er kans dat er tijdens het spelen een klein meningsverschil ontstaat, dat lost zich vanzelf op doordat de groep daarbij ingrijpt. Bij ongewenst gedrag spreken zij elkaar daar op aan.
A
Motorische beginsituatie
B
Cognitieve beginsituatie
C
Sociaal-affectieve beginsituatie

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide


Geef een voorbeeld van een motorische doelstelling

Slide 27 - Open question



- Aanleren van de schoolslag
- Verbeteren van positiespel
- Aanleren van de lay-up
- Verbeteren van het samenspel
Korte termijn doelstellingen
Altijd te maken met aanleren / verbeteren

Slide 28 - Slide

Volleybaltechniek verbeteren --> 
De bovenhandse techniek bij volleybal kunnen uitvoeren

Een duurloop kunnen lopen --> 
Duurloop van 10km over een sterk wisselend parcours kunnen lopen
Algemeen --> Concreet

Slide 29 - Slide

Voor het concreet beschrijven van doelen gebruiken we de vier stappen:


Formuleren...
1. Bewegingsvorm
2. Waarneembaar eindgedrag
3. Voorwaarden/omstandigheden
4. Minimumprestatie (kwalitatief/kwantitatief)

Slide 30 - Slide


De deelnemers kunnen een wreeftrap uitvoeren
De deelnemers kunnen een duurloop van 10km lopen
De deelnemers kunnen een voorwaartse salto springen
1. Bewegingsvorm

Slide 31 - Slide


De deelnemers kunnen een wreeftrap uitvoeren
De deelnemers kunnen een duurloop van 10km lopen
De deelnemers kunnen een voorwaartse salto springen
2. Waarneembaar eindgedrag

Slide 32 - Slide


De deelnemers kunnen de wreeftrap als voorzet toepassen
De deelnemers kunnen een duurloop van 10km over een sterk wisselend parcours lopen
De deelnemers kunnen een voorwaartse salto uit aanloop met afzet van een minitramp springen
3. Voorwaarden/omstandigheden

Slide 33 - Slide

Deelnemers kunnen de wreeftrap als voorzet uitvoeren, waarbij het standbeen telkens goed naast de bal wordt geplaatst.

De deelnemers kunnen een voorwaartse salto uit een aanloop met afzet van een minitramp springen, waarbij met twee benen wordt afgezet en de landing tot stabiele stand plaats vindt. 
4. Minimumprestatie

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide


Wat is een voorbeeld van een bewegingsvorm?
A
5 van de 10 zijn raak
B
Vanaf de baseline
C
Wreeftrap
D
Uitvoeren

Slide 36 - Quiz


Wat is een voorbeeld van waarneembaar eindgedrag?
A
Standbeen naast de bal
B
10 kilometer
C
Bovenhandse opslag
D
Lopen

Slide 37 - Quiz


Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:

De deelnemers kunnen een schoolslag zwemmen, waarbij er een lange uitdrijf-fase is. 
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie

Slide 38 - Quiz


Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:

De deelnemers zwemmen naar de overkant zonder armen te gebruiken. 
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie

Slide 39 - Quiz


Welke stap ontbreekt er voor een concrete doelstelling:

De deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek in een driehoeksopstelling demonstreren.
A
Bewegingsvorm
B
Waarneembaar eindgedrag
C
Voorwaarde/omstandig-heid
D
Minimumprestatie

Slide 40 - Quiz


Kies zelf een sport en maak voor deze sport een doelstelling.

Slide 41 - Open question

Doelen
  • Je weet wat doelstellingen zijn en waarom deze belangrijk zijn;
  • Je kunt de plek van doelstellingen in het didactisch model uitleggen;
  • Je kunt de soorten doelstellingen benoemen en uitleggen;
  • Je kunt kortetermijndoelstellingen formuleren.

Slide 42 - Slide

Geef je zelf een score m.b.t. jouw eigen kennis van doelstellingen
-2100

Slide 43 - Poll

Vragen?

Slide 44 - Slide