- Du kannst die Fragen zu einem Video über wohnen in einer Mühle beantworten.
- Du kannst die Fragen zu einem Hörfragment über schlafzimmer beantworten.
Slide 2 - Slide
Programm
Thema: Wohnen
A Sehen
C Hören
Vokabeln lernen
Hausaufgaben machen
Slide 3 - Slide
Luistertoets
Donderdag 15 mei het 2e uur.
Slide 4 - Slide
Welche Begriffe zum Thema wohnen kennst du?
Wohnen
Slide 5 - Slide
Kennst du Menschen die in besondere Häuser wohnen?
A Sehen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wer hat dieses Bild gemahlt? Und in diesem Haus gewohnt?
Slide 8 - Slide
Aufgabe 1 Seite 30
Slide 9 - Slide
Aufgabe 11 Seite 38 + 39
Slide 10 - Slide
Vokabeln lernen
We gaan iedere les 10 woorden leren. Aan het einde van de periode, heb je dan al 150 woorden geleerd.
(in totaal 94 woorden NL-DU)
Je moet thuis dan alleen nog herhalen.
Slide 11 - Slide
Vokabeln lernen
Leren werkt het beste als je de woorden:
hoort (in de les)
leest (in de les)
schrijft (thuis/ in de les)
spreekt (thuis/ in de les)
Slide 12 - Slide
Vokabeln lernen
We doen dit: zonder telefoon!
Stap 1: Ik lees de woorden door (horen)
Stap 2: Je krijgt Flitskaarten.
Op de ene kant schrijf je het Nederlandse woord, op de andere kant het Duitse woord (schrijven + lezen).
Slide 13 - Slide
Vokabeln lernen
We doen dit: zonder telefoon!
Stap 3: Je gaat jezelf overhoren (flitsen). Heb je een woord goed geraden? Dan leg je het kaartje weg. Heb je het woord fout? Dan komt deze onderop de stapel.
Ga zo door, tot je alles kent.
Slide 14 - Slide
Vokabeln lernen
We doen dit: zonder telefoon!
Stap 4: Je gaat nu flitsen en de woorden proberen te schrijven. Heb je het woord geschreven? Dan leg je het kaartje weg. Heb je het woord fout geschreven? Dan leg je het kaartje onderop de stapel.
Slide 15 - Slide
Vokabeln lernen
Seite 62
(der Balkon t/m die Tür)
timer
15:00
Slide 16 - Slide
Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 2 + 3 Seite 33
Aufgabe 12 Seite 39
Lernen:
Lernliste B Seite 60 (het balkon t/m de woonkamer)