Overig

3 soorten publiek
Breed publiek (alle leerlingen van het ATC)
Het publiek weet nog niets/bijna niets over het onderwerp.

Kleiner, gespecialiseerd publiek (brugklasleerlingen van het ATC)
Het publiek weet al iets over het onderwerp.

Een persoon, een kleine groep personen (de mentoren van V1D van het ATC) Het publiek weet al wat meer/veel over het onderwerp.

1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3 soorten publiek
Breed publiek (alle leerlingen van het ATC)
Het publiek weet nog niets/bijna niets over het onderwerp.

Kleiner, gespecialiseerd publiek (brugklasleerlingen van het ATC)
Het publiek weet al iets over het onderwerp.

Een persoon, een kleine groep personen (de mentoren van V1D van het ATC) Het publiek weet al wat meer/veel over het onderwerp.

Slide 1 - Slide

Publieksgerichtheid

Onderwerp
Inhoud
Taalgebruik
Plaats van publicatie
Lay-out

Slide 2 - Slide

Opbouw van een alinea

Een alinea bestaat uit 2 delen: de kernzin en de uitwerking van de kernzin

Kernzin: de belangrijkste zin van een alinea (met daarin de belangrijkste  mededeling van de alinea), meestal de 1e, 2e of laatste zin van de alinea

De kernzin wordt uitgewerkt door middel van: voorbeelden of een toelichting

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Overig

Slide 5 - Slide

Hoofdzaken en bijzaken

Hoofdzaken
De belangrijkste zaken in een tekst. Bijvoorbeeld de kernzinnen. 

Bijzaken
Minder belangrijke zaken als uitleg, toelichting en voorbeelden. 

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte van een tekst is dat wat de schrijver over het onderwerp wilde vertellen

De hoofdgedachte formuleer je in één zin.

Dus: de hoofdgedachte = In één zin waar de hele tekst over gaat.

Slide 7 - Slide

Aan de slag!

Pak je lesboek erbij.
Ga naar: blz. 193
Lees tekst 5: Gezellige aardmannetjes

Log in bij LU: BL les 7
Maak: vraag 1 t/m 14 op de volgende slides 
De vragen horen bij tekst 5: Gezellige aardmannetjes

Slide 8 - Slide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 9 - Open question

2. Op welke manier trekt de schrijver de aandacht in de inleiding?

Slide 10 - Open question

3. Noteer de kernzin van alinea 2.

Slide 11 - Open question

4. Is de rest van alinea 2 toelichting of voorbeeld?
A
Toelichting
B
voorbeeld

Slide 12 - Quiz

5. Leg je antwoord op vraag 4 uit.

Slide 13 - Open question

6. Welk deelonderwerp past het best bij alinea 3?
A
Eigenschappen stokstaart
B
Lichamelijke kenmerken stokstaart

Slide 14 - Quiz

7. Leg je antwoord op vraag 6 uit.

Slide 15 - Open question

8. Noteer de kernzin van alinea 4.

Slide 16 - Open question

9. Bestaat de rest van alinea 4 uit toelichting of voorbeelden?
A
Toelichting
B
Voorbeelden

Slide 17 - Quiz

10. Leg je antwoord op vraag 9 uit.

Slide 18 - Open question

11. Welke zin van alinea 5 is de kernzin?
A
De eerste zin
B
De laatste zin

Slide 19 - Quiz

12. Is de laatste alinea een goede slotalinea? Waarom wel/niet?

Slide 20 - Open question

13. Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 21 - Open question

14. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Stokstaartjes in Afrika.
B
De stokstaartjes in Afrika passen zich aan aan hun leefomgeving met behulp van hun sociale gedrag en lichaamskenmerken.
C
De stokstaartjes in Afrika passen zich aan aan hun leefomgeving.
D
De stokstaartjes in Afrika zijn sociaal en hebben bepaalde lichaamskenmerken.

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!

Ga naar: blz. 196
Lees tekst 6: IKEA-boot uit de oudheid

Maak: vraag 1 t/m 4 op de volgende slides.
De vragen horen bij bovenstaande tekst.

Maak daarna de tot slot-vraag. 

Slide 23 - Slide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 24 - Open question

2. Schrijf de twee deelonderwerpen van de tekst op.

Slide 25 - Open question

3. Noteer de hoofdzaken van de tekst.

Slide 26 - Open question

4. Wat is het tekstdoel?

Slide 27 - Open question

Tot slot:
Wat ik heb onthouden over de les is ...

Slide 28 - Open question

Aan de slag!
1.
Ga naar blz. 200/201
Lees tekst 8: Henry Ford

2.
Maak de vragen vanaf slide 16. De vragen horen bij bovenstaande tekst.

Slide 29 - Slide

1. Op welke manieren trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
Hij kondigt het onderwerp aan.
B
De aanleiding voor het schrijven noemen.
C
Een anekdote vertellen
D
Vragen stellen

Slide 30 - Quiz

3. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?

De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 31 - Quiz

4. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?

Het succes van de Quadricycle trekt investeerders aan, die Ford helpen om in 1899 zijn eigen autofabriek op te zetten.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 32 - Quiz

5. Past het tussenkopje 'Betaalbaar' boven alle alinea's die eronder staan? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open question

6. Alinea 8 is de laatste alinea van de tekst. Is dit een echte slotalinea? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open question

7. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 35 - Open question

Aan de slag!
1.
Lees tekst 5: Boeken vol hamsterbillen
Blz. 247

2. 
Maak de opdrachten op de volgende slides
Vanaf slide 21

Slide 36 - Slide

8. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Vooral de mannetjes zijn populair.'

Slide 37 - Open question

9. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Hun achterwerken zijn ronder en groter en dus nog schattiger dan die van vrouwtjes.'

Slide 38 - Open question

10. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Ik kan gewoon niet stoppen met glimlachen als ik ze zie.'

Slide 39 - Open question