NN argumentatie

argumentatie
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

argumentatie

Slide 1 - Slide

Argumentatie
Standpunt
+
Argumenten
=
Argumentatie

Slide 2 - Slide

Argumentatiestructuur
- Argumentatie: het geheel van standpunt en argumenten
- Argumentatiestructuur: hoe de argumentatie geordend is

                            -> Dit kan op drie manieren:

1.Enkelvoudige argumentatie: een standpunt met één argument
2.Nevenschikkende of meervoudige
argumentatie
:
een standpunt met twee of meer argumenten

3. Onderschikkende argumentatie: een standpunt met een argument
dat door één of meer
subargumenten ondersteund wordt

NB: er kunnen meerdere argumentatiestructuren gebruikt worden ter ondersteuning van een standpunt


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Enkelvoudige argumentatie

Standpunt 

 

Argument



Voorbeeld:

Het 7e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.

    

Want de leerlingen hebben daar helemaal geen zin in.



Slide 5 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach (s),
want zij heeft al veel ervaring (a).

Slide 6 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Een voorbeeld:



Slide 7 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

    Standpunt 

                               

argument / argument / argument


Voorbeeld:

   Het 7e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.

                                                                                                                                                       

De leerlingen hebben er geen zin in. / Daarnaast zijn er ook geen studie-uren. / Bovendien is het dan altijd lekker weer.



Slide 8 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
  • onafhankelijk: twee of meer argumenten die gelijkwaardig zijn en van plaats kunnen wisselen
OF
  • afhankelijk: twee of meer argumenten die samen een argument vormen en alleen samen kracht hebben.





Slide 9 - Slide

Onafhankelijk nevenschikkend

Slide 10 - Slide

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie heb je te maken met deelargumenten. 

De argumenten onderbouwen samen het standpunt.
Alléén in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 11 - Slide

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 12 - Slide

Onderschikkende argumentatie

Standpunt

  ↑

Argument

  

Argument


Voorbeeld:

Het 7e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.
                    ↑              

De leerlingen hebben er dan helemaal geen zin meer in.

                               ↑                       

Dat heeft een negatief effect op de leeropbrengst.



Slide 13 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 14 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een voorbeeld in de argumentatiestructuur:




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 17 - Slide

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
  • is waar / niet waar en is controleerbaar;
  • hoef je niet te onderbouwen.

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


 

Slide 18 - Slide

Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
  • geeft een smaak of voorkeur weer;
  • hierover kun je van mening verschillen.
  •  daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt. 

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger.   =>Waarom is Pathé prettiger?

 

Slide 19 - Slide

Standpunt of argument?
[Omdat oude auto's heel vervuilend zijn], mogen ze niet meer in het centrum komen.


A
standpunt
B
argument

Slide 20 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
standpunt
B
argument

Slide 21 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkend afhankelijk

Slide 22 - Quiz

Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken. [Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen].
A
standpunt
B
argument

Slide 23 - Quiz

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 24 - Quiz

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas zouden verboden moeten worden
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 25 - Quiz

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 26 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Bijna niemand haalde een voldoende voor de wiskundetoets
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 27 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 29 - Quiz

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
meervoudige onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 30 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link

Slide 38 - Video

Slide 39 - Link