Talent 4.8 les 1 3KB

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen

Slide 1 - Slide



Maak opdracht:
2, 4, 5, 7 §4.8
Test jezelf §4.8


* Maken opdrachten
*Nakijken
*nabespreken doel van de les
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Schrijf het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op. 


Slide 3 - Slide

porselein - Dit is een ___ servies.

Slide 4 - Open question

papier - We maken ___ slingers voor het feest.

Slide 5 - Open question

zilver - Ik draag altijd ___ oorbellen, anders krijg ik er last van.

Slide 6 - Open question

nylon - In onze winkel vindt u ___ kousen in diverse maten en kleuren.

Slide 7 - Open question

karton - ___ dozen horen bij het oud papier.

Slide 8 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord voltooid gebruikt.
Schrijf het als bijvoeglijk naamwoord gebruikte voltooid deelwoord op.

Slide 9 - Slide

ontwerpen - Deze speciaal ___ machine voldoet niet in de praktijk.



Slide 10 - Open question

schrijven Vroeger was een met de hand ___ brief heel normaal.



Slide 11 - Open question

vermelden De hier ___ antwoorden zijn niet goed.



Slide 12 - Open question

repareren De gisteren ___ fiets was vandaag alweer kapot.



Slide 13 - Open question

bemesten In een goed ___ tuin groeien de planten veel beter.


Slide 14 - Open question

Werkwoordspelling
Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord tussen haakjes. 

Slide 15 - Slide

Mijn zus heeft drie weken door Vietnam (reizen) ___.


Slide 16 - Open question

Toen ze (slagen) ___ was voor haar examen, kon haar reis beginnen.

Slide 17 - Open question

c. Nu (melden) ze ons ___ elke dag wat ze meemaakt.



Slide 18 - Open question

d. Elke dag (beleven) ___ ze wel extreme dingen.



Slide 19 - Open question

e. Eergisteren maakte ze een trip naar een grot. Daar (baden) ___ ze in de modder.




Slide 20 - Open question

f. Na die inspannende activiteit (rusten) ___ ze een dagje uit op het strand.



Slide 21 - Open question